Als een gelovige vreselijk in het nauw zit, is het nodig dat hij met deze gedachten gewapend is. ‘Nu is het moment dat het oordeel begint over het huis van de Heer, waarin zijn naam is aangeroepen.’ 1 Petrus 4:17; Jeremia 25:29 Wat zouden Gods kinderen doen als ze geloofden dat ze in zijn strengheid Gods wraak voelen? Want als je geslagen wordt door Gods hand en dan denkt dat God straft als rechter, dan kun je alleen maar denken dat God boos op je is en tegen je is. Dan kun je Gods gesel alleen maar verafschuwen als een vloek en een veroordeling. Kortom, als je het gevoel hebt dat God je nog steeds wil straffen, kun je er nooit van overtuigd worden dat God van je houdt. Je hebt pas iets aan Gods gesel als je bedenkt dat God boos is op je zonden, maar jouzelf genadig en goedgezind is.

Want anders ga je onvermijdelijk ervaren waar de profeet over klaagt: ‘Uw woede is over mij heengegaan, God. Uw verschrikkingen hebben mij in het nauw gebracht.’ Psalm 88:17 En ook wat Mozes schrijft: ‘Want wij zijn vergaan door uw woede en uw verontwaardiging heeft ons angst aangejaagd. U hebt onze onrechtvaardigheid voor uw ogen geplaatst, onze geheime zonden hebt U in het licht van uw gelaat gelegd. Want al onze dagen zijn voorbijgegaan in uw woede, onze jaren zijn vergaan als een woord dat door een mond geuit is.’ Psalm 90:7-9
David echter zingt over de vaderlijke tuchtigingen, om te leren dat gelovigen daar eerder door geholpen worden dan dat ze erdoor in het nauw worden gebracht: ‘Gelukkig is de man die door U getuchtigd wordt, Heer, en die U onderwijst in uw wet. Zo geeft U hem rust van zijn slechte dagen, terwijl er een kuil gegraven wordt voor de zondaar.’ Psalm 94:12-13 Ongetwijfeld is het een zware beproeving als God de ongelovigen spaart en niet op hun misdaden let, terwijl Hij streng is tegenover de zijnen. Daarom noemt David als reden voor troost ook het onderwijs in de wet. Want daardoor leren ze dat er gezorgd wordt voor hun behoud: zij worden teruggeroepen op het rechte pad terwijl de goddelozen zich halsoverkop in hun dwaling storten. Dat eindigt in een valkuil.
En het doet er niet toe of een straf eeuwig is of tijdelijk. Want oorlogen, hongersnood, pest en ziekten zijn allemaal evengoed vloeken van God als het oordeel van de eeuwige dood zelf. Want ze zijn bedoeld als instrumenten van Gods woede en wraak over de verworpenen.