Hier moeten we met twee dingen rekening houden: Christus’ eer moet ongeschonden blijven. Er mag niets vanaf. En het geweten moet gerust zijn over de vergeving van zonden en vrede hebben met God.

Jesaja zegt dat de Vader de zonden van ons allemaal op de Zoon gelegd heeft, zodat wij door zijn wonden genezen zouden worden. Jesaja 53:4-6 En Petrus herhaalt dit met andere woorden als hij zegt dat Christus in zijn lichaam onze zonden gedragen heeft aan het hout. 1 Petrus 2:24 Paulus schrijft dat de zonde veroordeeld is in zijn vlees, toen Hij voor ons zonde werd. Romeinen 8:3 Dat wil zeggen dat de kracht en de vloek van de zonde in zijn vlees gedood zijn toen Hij gegeven werd als offer. Op dat offer werd heel het gewicht geladen van onze zonden, compleet met de vloek en haat, met Gods vreselijke oordeel en de veroordeling tot de dood.
Hier hoor je niets van die loze praatjes dat na de eerste zuivering niemand van ons iets merkt van het effect van Christus lijden, behalve voor zover we genoegdoening geven door boete te doen. Steeds als we gevallen zijn, worden we juist weer geroepen naar de enige voldoening door Christus.
Stel je nu eens de gevaarlijke dwaasheden voor van de sofisten: de genade van God is alleen actief in de eerste vergeving. Als we later toch weer in zonde vallen, werken onze goede daden mee om opnieuw vergeving te krijgen. Als dit het geval is, wat blijft er dan ongeschonden aan wat hierboven aan Christus werd toegekend? Wat maakt het een gigantisch verschil of onze zonden op Christus gelegd zijn om in Hem verzoend te worden, of dat ze door onze goede daden verzoend worden! Of Christus de verzoening is voor onze zonden, of dat God door onze goede daden verzoend moet worden!
Als het gaat om het tot rust brengen van het geweten, wat voor rust zal dat dan zijn, als het geweten hoort dat de zonden vergeven worden via genoegdoening? Wanneer kan het geweten er eindelijk zeker van zijn dat er genoeg genoegdoening gedaan is? In je geweten zul je er dus altijd aan blijven twijfelen of je er wel op kunt vertrouwen dat God je genadig is. Je zult altijd bang zijn, altijd sidderen. Want wie vertrouwt op kleine stukjes genoegdoening, schat Gods oordeel veel te klein in. Je beseft dan veel te weinig hoe zwaar de last van de zonde is. Ik zal dat ergens anders uitleggen.
Maar zelfs al zou ik toegeven dat je enkele zonden kunt verzoenen door een juiste genoegdoening, wat dan nog? Je wordt overstelpt door zoveel zonden dat zelfs honderd levens nog niet genoeg zouden zijn om daarvoor genoegdoening te geven, zelfs al zou je die levens daar volledig aan wijden.
Bovendien, alle Schriftpassages waar verzekerd wordt dat de zonden vergeven worden, zijn niet gericht op hen die voor het eerst onderwijs krijgen. Ze zijn gericht aan opnieuw geboren kinderen van God en aan hen die al een lange tijd in de schoot van de kerk gevoed zijn. Paulus verwoordt zijn boodschap zo heerlijk: ‘Ik smeek jullie in de naam van Christus, laat je met God verzoenen!’ 2 Korinthiërs 5:20 Dat zegt hij niet tegen mensen die nog niet gedoopt zijn, maar tegen hen die allang opnieuw geboren zijn. En toch zegt hij elke eigen genoegdoening vaarwel en verwijst hij hen naar het kruis van Christus. En aan de Kolossenzen schrijft hij dat Christus door het bloed van het kruis alles op hemel en aarde verzoend heeft. Kolossenzen 1:20 Dat beperkt hij ook niet tot het moment waarop we in de kerk worden opgenomen. Hij laat dit heel onze levensloop omvatten. Dat blijkt gemakkelijk uit de context. Want hij zegt dat de gelovigen verlossing hebben door het bloed van Christus, dat wil zeggen: vergeving van zonden. Kolossenzen 1:14 Maar het is niet nodig om nog meer Schriftpassages te verzamelen, want dit komt vaak voor.