Maar de sofisten zijn zo pervers om te beweren dat de vergeving van zonden en de verzoening slechts één keer plaats vinden als wij door Christus in de doop worden aangenomen in Gods genade. Na de doop moeten we volgens hen weer opstaan door genoegdoening te doen. Ze zeggen dat het bloed van Christus ons niets oplevert, behalve voor zover het wordt uitgedeeld via de sleutels van de kerk.
Ik heb het hier niet over iets twijfelachtigs. Want ze hebben in heel duidelijke geschriften hun onzuiverheid bekend gemaakt. Niet één of twee van hen, maar alle scholastici samen. Want hun leermeester beleed wel dat Christus aan het hout de straf voor de zonden betaald heeft, zoals Petrus dat leert. 1 Petrus 2:24 Maar vervolgens corrigeert hij die uitspraak door er meteen deze beperking aan toe te voegen: in de doop worden alle tijdelijke straffen voor de zonden vergeven, maar na de doop worden ze verzacht door de zegen van het boete doen. Op die manier werken het kruis van Christus en ons boete doen dus samen.1
Maar Johannes zegt iets heel anders: ‘Als iemand gezondigd heeft, we hebben een advocaat bij de Vader, Jezus Christus, en Hij is een verzoening voor onze zonden.’ 1 Johannes 2:1-2 ‘Ik schrijf jullie, kinderen, omdat de zonden jullie vergeven worden omwille van zijn naam.’ 1 Johannes 2:12 Echt, hij heeft het tegen de gelovigen. Hij presenteert hun Christus als een verzoening voor de zonden. Daarmee laat hij zien dat de gekwetste God niet door een andere vorm van voldoening gunstig gestemd of verzoend kan worden. Hij zegt niet: ‘God is één keer door Christus met jullie verzoend, nu moet je andere middelen zoeken.’ Hij presenteert Christus als eeuwige advocaat. Hij brengt ons door zijn tussenkomst steeds opnieuw terug in Gods genade. Zo worden onze zonden voor eeuwig verzoend.
Want voor eeuwig is waar wat de andere Johannes zei: ‘Kijk, het lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt.’ Johannes 1:29 Híj neemt ze weg, zeg ik. Niemand anders. Dat wil zeggen: omdat alleen Hij het lam van God is, is ook alleen Hij het offer, is alleen Hij de verzoening en is alleen Hij de genoegdoening voor onze zonden. Want zoals we al gezien hebben, zijn het recht en de macht om te vergeven eigen aan de Vader, als Hij van de Zoon wordt onderscheiden. Daarom wordt Christus hier geplaatst in een andere rang. Hij heeft de straf op zich genomen die wij verdiend hadden. Zo heeft Hij onze schuld voor Gods oordeel uitgewist. En dat betekent dus dat wij alleen kunnen delen in de verzoening die Christus tot stand gebracht heeft, als we Hem de eer daarvoor geven. Maar de scholastici beroven Hem van die eer, doordat ze God proberen te verzoenen door zelf Hem compensatie te geven.
1Petrus Lombardus, Sententiae III, 14,4.