Als mijn tegenstanders zien dat uit ervaring onweerlegbaar blijkt dat ze mensen die het wel en niet waard zijn zonder onderscheid losmaken of binden, matigen ze zich de macht aan zonder kennis. Weliswaar durven ze niet ontkennen dat kennis nodig is om de macht goed te gebruiken. Maar toch schrijven ze dat de macht ook gegeven is aan hen die er verkeerd gebruik van maken. Maar dit is die macht: ‘Alles wat jullie binden of losmaken op aarde, zal in de hemel gebonden of losgemaakt zijn.’ Dus: óf Christus’ belofte is een leugen, óf ieder die bindt en losmaakt doet dat op de juiste manier.
Ze kunnen ook niet als uitvlucht beweren dat Christus’ woorden alleen gelden als degene die gebonden of losgemaakt wordt dat ook verdient. Ik erken ook dat alleen zij gebonden of losgemaakt kunnen worden die verdienen gebonden of losgemaakt te worden. Maar de verkondigers van het evangelie en de kerk hebben het Woord. Daaraan kunnen ze toetsen of iemand het waard is om gebonden of losgemaakt te worden. Met dit Woord kunnen de verkondigers van het evangelie aan iedereen vergeving van zonden beloven in Christus door geloof. En met dit Woord kunnen ze de veroordeling afkondigen tegen iedereen en over iedereen die Christus niet aanneemt. Met dit Woord verklaart de kerk dat ontuchtplegers, overspeligen, dieven, moordenaars, hebzuchtigen en zondaren geen deel hebben aan Gods koninkrijk. 1 Korinthiërs 6:9-10 De kerk bindt zulke mensen met stevige boeien. Door hetzelfde Woord maakt de kerk degenen los die ze troost, als ze tot bekering komen.
Maar wat is dat voor macht als je niet weet wat je moet binden of losmaken? Je kunt toch alleen maar binden of losmaken als je dat wel weet? Waarom zeggen ze dan dat zij losmaken door het gezag dat hun gegeven is? Want hun losmaken is onzeker! Wat hebben we aan deze ingebeelde macht als die tevergeefs is? Dat punt heb ik alvast gemaakt: het is tevergeefs, of het is zo onzeker dat je het als tevergeefs moet beschouwen. Want ze geven toe dat een flink deel van de priesters de sleutels niet gebruikt zoals het hoort en dat de macht geen effect heeft als die niet legitiem gebruikt wordt.
Wie kan mij dan laten geloven dat degene die mij losmaakt de sleutels wel goed gebruikt? Als hij ze verkeerd gebruikt, wat blijft er voor hem dan over dan dit waardeloze gebruik: ‘Ik weet niet wat er in jou gebonden of losgemaakt moet worden, want ik kan de sleutels niet goed gebruiken. Maar als je het verdient, maak ik je los.’ Ik zal niet zeggen dat een leek dat ook zou kunnen doen, want dat kunnen ze niet aanhoren. Maar een moslim of een duivel zouden het kunnen. Want wat zij zeggen, is hetzelfde als zeggen: ‘Ik heb het Woord van God niet. Dat is de vaste norm om los te maken. Maar ik heb het gezag gekregen om je los te maken als je verdiensten daarmee in overeenstemming zijn.’
We zien dus wat hun bedoeling was toen ze verklaarden dat er twee sleutels zijn – het gezag om onderscheid te maken en de macht om het vonnis uit te voeren – en dat de kennis daarbij komt om raad te geven, zodat de sleutels goed gebruikt kunnen worden: ze wilden regeren vol wellust en losbandigheid, zonder God en zijn Woord.