3.4.1 – Berouw volgens de sofisten

0
421

Nu ben ik eraan toe om te onderzoeken wat de scholastische sofisten geleerd hebben over berouw. Ik zal dat met zo min mogelijk woorden behandelen, want ik heb geen zin om alles te bespreken. Dan zou dit boek oneindig uitdijen en ik wil het graag beperken tot een kort overzicht van de leer. Maar zij hebben zoveel boeken gewijd aan dit onderwerp – dat toch niet bijzonder ingewikkeld is – dat je er niet gemakkelijk uit komt als je je een beetje in hun drek ondergedompeld hebt.

Uit de definitie die zij geven, blijkt meteen al dat ze nooit begrepen hebben wat berouw eigenlijk is. Want ze halen sommige uitspraken uit de boeken van de oude schrijvers die helemaal niet duidelijk maken wat berouw inhoudt. Volgens deze uitspraken is berouw: huilen over zonden die je in het verleden gedaan hebt en zonden waarover je moet huilen niet meer doen. En: rouw bedrijven over zonden die voorbij zijn en zonden waar je rouw over moet bedrijven niet opnieuw doen. En: een soort wrekend verdriet dat in een mens de zonden straft waar hij verdriet over heeft omdat hij die gedaan heeft. En: een diep en bitter verdriet over de zonden die je gedaan hebt, of waar je in toegestemd hebt.1

Ik geef toe dat de kerkvaders dit goed gezegd hebben, al kan een mens die altijd overal wat op aan te merken heeft, dit gemakkelijk ontkennen. Maar de kerkvaders hebben dit niet gezegd met de bedoeling een definitie te geven van berouw. Ze wilden hun mensen alleen maar aansporen om niet opnieuw in dezelfde fouten te vallen waar ze uitgehaald waren. Als je van zulke uitspraken definities wilt maken, moet je daar evengoed ook andere uitspraken aan toevoegen. Bijvoorbeeld deze van Chrysostomos: ‘Berouw is een medicijn dat de zonde uitdooft, een geschenk uit de hemel, een bewonderenswaardige eigenschap, een genade die de macht van wetten overwint.’

Daar komt bij dat de leer die ze vervolgens geven heel wat slechter is dan hun definities. Want ze klampen zich met hand en tand vast aan uiterlijke trainingen. Uit hun kolossale boekbanden kun je alleen maar opmaken dat berouw een strenge discipline is, die voor een deel dient om het vlees te temmen en voor een deel om de zonden te bestraffen. Maar over de innerlijke vernieuwing van het hart, die gepaard gaat met een echte correctie van het leven, blijft het van hun kant vreemd stil. Ze zeggen wel veel over de gebrokenheid en verslagenheid van het hart. Ze martelen de ziel met vele scherpe punten en ze komen aanzetten met veel zware lasten en angsten. Maar als ze het hart door en door verwond lijken te hebben, genezen zij alle bitterheid met een simpele rituele besprenkeling.

Dit zo scherpzinnig gedefinieerde berouw delen ze in in een gebroken hart, mondelinge schuldbelijdenis en actief boete doen. Deze indeling voldoet net zo min aan de regels van de logica als de definitie die ze geven, hoewel ze net doen alsof ze hun hele leven niets anders gedaan hebben dan logisch argumenteren. Maar als je redeneert op basis van hun definitie – zo doe je dat als je logische conclusies wilt trekken – kun je zeggen dat je echt berouw hebt, ook al doe je geen mondelinge schuldbelijdenis. Als je maar huilt over zonden die je in het verleden gedaan hebt en zonden waarover je moet huilen niet meer doet, als je maar rouw bedrijft over zonden die voorbij zijn en zonden waar je rouw over moet bedrijven niet opnieuw doet, als je maar de zonden bestraft waar je verdriet over hebt omdat je die gedaan hebt. Maar hoe kunnen ze hun indeling dan overeind houden?

Misschien antwoorden ze dat deze indeling slaat op het berouw voor zover het een sacrament is – hun sacrament van de boete. Of dat die slaat op volledig berouw, terwijl hun definities niet het volledige berouw omvatten. Maar dat is nog steeds geen reden om mij te beschuldigen. Dan moeten ze zichzelf verwijten dat ze geen betere en duidelijkere definitie geven. Ik ben in een discussie in elk geval zo dom om altijd terug te redeneren naar de eigenlijke definitie. Want dat is de kern en de basis voor de hele redenering. Maar als leermeester heb je blijkbaar meer vrijheid.

Laten we nu de drie onderdelen om de beurt bekijken. Aan de dingen die zij zo trots aan de man brengen als mysteries, ga ik voorbij zonder er enige aandacht aan te schenken. Dat doe ik niet uit onkunde. Het zou immers heel gemakkelijk voor mij zijn om alles onderuit te halen waarvan zij denken dat ze het intelligent en grondig onderbouwd hebben. Maar ik vind het niet prettig om de lezers onnodig lastig te vallen met zulke onzin. Uit de vragen die ze stellen en behandelen en waarin ze zich jammerlijk verstrikken, kun je gemakkelijk opmaken dat ze kletsen over dingen die ze niet kennen.

Bijvoorbeeld de vraag of God blij is met berouw over één zonde terwijl je andere zonden koppig vol blijft houden. En of straffen die God je opgelegd heeft iets bijdragen om je schuld te voldoen. En of je meerdere keren opnieuw boete kunt doen voor doodzonden. En dan zijn zij zo schandelijk goddeloos om vast te stellen dat je alleen dagelijks boete kunt doen voor vergeeflijke zonden. Ook kwellen ze zichzelf in hun grove dwaling met de woorden van Hiëronymus dat berouw de tweede plank is na de schipbreuk, waarop een drenkeling naar de haven zwemt. Daarmee laten ze zien dat ze nooit wakker geworden zijn uit hun domme stompzinnigheid. Ze beseffen zelfs nog geen duizendste deel van hun zonden.

1Petrus Lombardus, Sententiae IV, 14,1; Augustinus, De vera et falsa poenitentia, 8,22.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in