3.3.4 – Berouw van de wet en berouw van het evangelie

0
381

Anderen zagen dat het woord ‘berouw’ in de Schrift verschillende betekenissen heeft. Daarom stelden ze dat er twee vormen van berouw zijn. En om die met een kenmerk van elkaar te onderscheiden, noemden ze de ene vorm ‘berouw van de wet’. Door deze vorm van berouw blijft een zondaar, gebrandmerkt door de zonde en gebroken door angst voor Gods woede, hangen in zijn onrust. Hij kan zich er niet uit losrukken. De andere vorm van berouw noemen ze ‘berouw van het evangelie’. Door deze vorm van berouw klimt een zondaar boven zijn eigen verslagenheid uit. Hij pakt Christus beet als medicijn voor zijn verwonding, als troost in zijn angst en als veilige haven in zijn ellende.

Als voorbeelden van berouw van de wet nemen ze Kaïn, Saul en Judas. Genesis 4:13; 1 Samuël 15:20-30; Mattheüs 27:3-5 Als de Schrift vertelt over het berouw van deze mannen, tekent ze daarvan dit beeld: toen ze ontdekten hoe erg ze gezondigd hadden, vreesden ze Gods woede. Maar ze zagen God alleen maar als wreker en rechter en daarom bezweken ze onder dat besef. Hun berouw was dus niets anders dan een soort voorportaal van de hel. Al in dit leven kwamen ze daarin terecht. Met het zien van Gods woedende gelaat ondergingen ze dus het begin van hun straf.

Berouw van het evangelie zien we in iedereen die zelf door de angel van de zonde gewond is, maar zich door het vertrouwen op Gods barmhartigheid opricht en opleeft en zich tot de Heer bekeert. Hizkia schrok toen hij het bericht kreeg dat hij zou sterven. Maar huilend bad hij en door te letten op Gods goedheid kreeg hij zijn vertrouwen terug. 2 Koningen 20:1-3; Jesaja 38:1-3 De inwoners van Ninevé waren ontsteld toen hun ondergang aangekondigd werd. Maar ze baden in zak en as, in de hoop dat de Heer op andere gedachten gebracht kon worden en zijn brandende woede kon worden afgewend. Jona 3:5-9 David erkende dat hij heel erg gezondigd had door het volk te laten tellen. Maar hij voegde eraan toe: ‘HEER, neem de zonde van uw dienaar toch weg.’ 2 Samuël 24:10 Toen Nathan hem berispte, gaf hij de misdaad van zijn overspel toe en wierp zich voor Gods ogen op de grond. Maar tegelijk verwachtte hij vergeving. 2 Samuël 12:13-16 Zulk berouw hadden degenen die diep verslagen raakten door de preek van Petrus. Maar ze vertrouwden erop dat God goed was en daarom zeiden ze: ‘Wat moeten we doen, mannenbroeders?’ Handelingen 2:37 Zulk berouw had Petrus ook zelf. Hij huilde bitter maar bleef hopen. Mattheüs 26:75; Lucas 22:62

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in