Als je goed oplet, snap je dat de apostel het in de brief aan de Hebreeën niet heeft over één of twee specifieke gevallen van afval, maar over afval in het algemeen, als verworpenen redding afwijzen. Geen wonder dus dat degenen die weggaan uit het midden van de uitverkorenen en van wie Johannes in zijn brief verzekert dat ze ook niet bij de uitverkorenen hoorden, ervaren dat God onverzoenlijk is. 1 Johannes 2:19 Want de apostel richt zijn woorden tegen degenen die zich inbeeldden dat ze de christelijke godsdienst opnieuw konden aannemen, ook al waren ze al een keer afvallig geworden. Hij wil hen van dat verkeerde en gevaarlijke idee afhouden. Daarom zegt hij – volkomen juist – dat wie willens en wetens de gemeenschap van Christus heeft weggegooid, daar niet alsnog naar kan terugkeren. Maar je gooit die gemeenschap niet weg door simpelweg teugelloos en bandeloos Gods Woord te overtreden. Dat doe je alleen als je met opzet heel Christus’ leer verwerpt.
De vergissing ligt dus in de woorden ‘terugvallen’ en ‘zondigen’. De novatianen beschouwen het als terugvallen als iemand uit de wet van de Heer geleerd heeft dat je niet mag stelen en geen ontucht mag plegen, maar toch diefstal en ontucht pleegt. Mijn stelling is echter dat er een stilzwijgende tegenstelling ligt in de woorden van de apostel. Eigenlijk moet je hier alles herhalen wat tegengesteld is aan wat hij eerder gezegd heeft. Dan gaat het hier niet over een specifieke zonde, maar over een volledige afwijzing van God, zeg maar: een totale afval van de mens.
De apostel heeft het dus over mensen die teruggevallen zijn nadat ze eenmaal verlicht waren. Hij heeft het over mensen die de hemelse gave geproefd hebben, die deel gehad hebben aan de Heilige Geest en die ook het goede Woord van God en krachten van de komende tijd geproefd hebben. En dat moeten we dus als volgt opvatten: dat zijn mensen die het licht van de Geest met opzet goddeloos verstikken. Ze hebben geen zin in de smaak van de hemelse gave. Ze maken zich los van de heiliging van de Geest. En ze vertrappen Gods Woord en de krachten van de komende tijd. Hebreeën 6:4-5
En om extra duidelijk aan te geven dat het hier om een vast besluit gaat om weer goddeloos te worden, heeft de apostel later in een andere passage uitdrukkelijk de woorden ‘willens en wetens’ toegevoegd. Hij zegt daar dat er geen slachtoffer meer over is voor wie de waarheid heeft leren kennen en toch zondigt. Hebreeën 10:26 Hij ontkent daarmee niet dat Christus een blijvend offer is voor de zonden van de heiligen. Want dat roept hij in heel deze brief juist met nadruk uit. Maar hij zegt dat er geen ander offer meer over is als je je van dit offer losgescheurd hebt. En dat doe je als je expres ontkent dat het evangelie waar is.