3.3.21 – Een afvallige kan niet opnieuw tot berouw komen

0
623

Verder blijkt uit bovenstaande leer duidelijk dat berouw een gave van God is. Daarom is het niet nodig om het daar opnieuw uitgebreid over te hebben. De vroege kerk in de tijd van de apostelen prijst en bewondert Gods zegen dat Hij de heidenen berouw gegeven heeft zodat ze gered worden. Handelingen 11:18 En als Paulus Timotheüs opdraagt om geduldig en vriendelijk te zijn tegenover ongelovigen, zegt hij: ‘Misschien geeft God hun bekering, zodat ze ontwaken uit de strikken van de duivel.’ 2 Timotheüs 2:25-26 God verzekert weliswaar dat Hij wil dat iedereen zich bekeert en Hij richt zijn vermaningen aan alle mensen samen. Maar toch is het effect afhankelijk van de Geest van de nieuwe geboorte. Want wij zouden nog gemakkelijker mensen kunnen scheppen dan door eigen kracht een betere natuur aantrekken.

Daarom worden wij tijdens heel het verloop van de nieuwe geboorte Gods maaksel genoemd, geschapen om goede daden te verrichten, die God heeft voorbereid, zodat we op die manier zouden leven. Efeziërs 2:10 En dat niet maar één enkele dag, maar zolang als onze roeping duurt. Alle mensen die God wil wegrukken uit de ondergang, maakt Hij levend door de Geest van de nieuwe geboorte. Niet omdat hun berouw daadwerkelijk de reden is voor hun redding. Maar omdat dat berouw – zoals we gezien hebben – niet losgemaakt kan worden van geloof en van Gods barmhartigheid. Want zoals Jesaja verklaart: de verlosser komt naar Sion en wel naar degenen in het huis van Jacob die zich bekeerd hebben van hun zonden.’ Jesaja 59:20

Dit staat vast: overal waar de vrees voor God floreert, heeft de Geest gewerkt aan het behoud van de mens. Als de gelovigen bij Jesaja klagen en jammeren dat God hun verlaten heeft, geven ze daarom als bewijs van hun verwerping dat hun hart door God verhard is. Jesaja 63:17

Ook de apostel geeft, als hij de afvalligen de hoop op redding wil ontnemen, daarvoor deze reden: het is onmogelijk dat ze opnieuw berouw krijgen. Hebreeën 6:4-6 Want God vernieuwt degenen die Hij niet verloren wil laten gaan. Hun geeft Hij een teken van zijn vaderliefde en hen trekt Hij naar zich toe door de glans van zijn vriendelijk en blij gelaat. De verworpenen echter treft Hij met de bliksem van verharding, want hun goddeloosheid kan niet vergeven worden. Met dit soort straf dreigt de apostel degenen die vrijwillig afvallen. Als ze van het geloof in het evangelie afwijken, bespotten ze God, beledigen en minachten ze zijn genade en ontheiligen en vertrappen ze het bloed van Christus. Hebreeën 10:29 Sterker nog, voor zover het aan hen ligt, kruisigen ze Hem opnieuw. Hebreeën 6:6

De apostel kapt de hoop op vergeving immers niet af voor alle zonden die je vrijwillig bedrijft. Sommige pessimisten beweren van wel, maar ze hebben het mis. De apostel leert dat afval geen enkel excuus verdient. Daarom is het geen wonder dat God zo’n heiligschennis en minachting van Hemzelf onverbiddelijk streng straft. Want de apostel leert dat wie eenmaal de hemelse gave geproefd heeft, deel gehad heeft aan de Heilige Geest en het goede Woord van God en de krachten van de komende tijd geproefd heeft, onmogelijk opnieuw tot berouw kan komen als hij afgevallen is. Want zulke mensen kruisigen de Zoon van God opnieuw en steken de draak met Hem. Hebreeën 6:4-6 Ergens anders zegt hij het zo: ‘Als we willens en wetens zondigen, nadat we de waarheid hebben leren kennen, is er geen slachtoffer meer over voor onze zonden. Dan valt er alleen nog een verschrikkelijk oordeel te verwachten …’ Hebreeën 10:26

Dit zijn ook de passages die slecht begrepen werden door de novatianen en daardoor aanleiding vormden voor hun dwaze ideeën. En sommige goede mannen hebben er aanstoot aan genomen omdat ze deze passages te hard vonden. Daarom geloofden ze dat de brief aan de Hebreeën niet echt was, hoewel hij in alle opzichten de geest ademt van de apostelen.

Maar ik ga alleen in debat met wie deze brief accepteert. Dan kan ik gemakkelijk aantonen dat deze uitspraken hun dwaling niet ondersteunen. Om te beginnen kan het niet anders of de apostel stemt in met zijn leermeester. Die verzekert dat elke zonde en laster vergeven wordt, behalve de zonde tegen de Heilige Geest. Die wordt niet vergeven, niet in deze tijd en ook niet in de komende tijd. Mattheüs 12:31-32; Marcus 3:28-29; Lucas 12:10 Volgens mij is de apostel vast en zeker tevreden geweest met deze ene uitzondering, of we moeten van hem een tegenstander van Christus’ genade willen maken. Dat betekent dus dat hij geen vergeving ontzegt aan welke specifieke zonde ook, op één na. Die zonde komt voort uit een hopeloze waanzin en kan niet worden toegeschreven aan zwakheid. Die zonde laat duidelijk zien dat een mens in bezit is van de duivel.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in