3.3.15 – Berouw volgens Paulus

0
314

Als de apostel Paulus het berouw beschrijft, somt hij zeven oorzaken of effecten of onderdelen daarvan op. Hij heeft daarvoor een heel goede reden. Deze zeven zijn: inzet of zorgvuldigheid, verontschuldiging, verontwaardiging, vrees, verlangen, ijver en bestraffing. 2 Korinthiërs 7:11 En je moet het maar niet vreemd vinden dat ik niet durf te beslissen of deze dingen als oorzaken of als effecten beschouwd moeten worden. Want voor beide valt wat te zeggen. Je kunt ze neigingen noemen die verbonden zijn met het berouw. Maar we kunnen Paulus’ bedoeling ook wel begrijpen als we deze kwestie laten rusten. Daarom stellen we ons tevreden met een simpele uitleg.

Paulus zegt dus dat verdriet volgens Gods wil zorgvuldigheid opwekt. Want wie getroffen wordt door een ernstig besef van ontevredenheid, omdat hij tegen zijn God gezondigd heeft, wordt tegelijk ook geprikkeld om zorgvuldig en aandachtig op te letten. Hij wil zich volledig losmaken uit de strikken van de duivel en beter oppassen voor zijn hinderlagen. Want hij wil de leiding van de Heilige Geest voortaan niet meer missen en niet door onvoorzichtigheid overvallen worden.

Dan komt verontschuldiging. Hier betekent dat geen verdediging. De zondaar probeert niet om Gods oordeel te ontvluchten door te ontkennen wat hij misdaan heeft of door zijn schuld te verminderen. Hier gaat het om een zuivering, meer om smeken dan om vertrouwen dat je zaak er goed voor staat. Zoals kinderen die – als ze niet bedorven zijn – hun fouten erkennen en toegeven, toch smeken om vergeving. En om dat te bereiken, verzekeren ze op alle mogelijk manieren dat ze de eerbied die ze hun ouders verschuldigd zijn, absoluut niet losgelaten hebben. Kortom, ze verontschuldigen zich op deze manier: ze proberen niet om te bewijzen dat ze rechtvaardig en onschuldig zijn, maar ze willen alleen graag vergeving krijgen.

Vervolgens komt verontwaardiging. De zondaar is ontevreden over zichzelf. Hij roept zichzelf ter verantwoording en is boos op zichzelf als hij bedenkt hoe verkeerd en ondankbaar hij zich tegenover God heeft gedragen.

Met het woord ‘vrees’ bedoelt Paulus de angst die ons hart treft, telkens als we bedenken wat we verdiend hebben en hoe vreselijk streng Gods woede is tegen zondaren. Want het kan niet anders of we worden dan gekweld door een buitengewone onrust. Dat leert ons om nederig te zijn en maakt ons voor de toekomst voorzichtiger. Als de vrees leidt tot de zorgvuldigheid die ik hiervóór besproken heb, zien we dat deze dingen onderling nauw samenhangen.

Ik denk dat Paulus het woord ‘verlangen’ gebruikt voor ijverig je plicht doen en graag gehoorzamen. Daar moet het kennen van onze misdaden ons vooral toe aanzetten.

Hierop slaat ook de ijver die Paulus daarna noemt. Want dat is het vuur dat ons in brand zet als we geprikkeld worden door deze gedachten: wat heb ik gedaan? Waar zou ik toe gekomen zijn als Gods barmhartigheid mij niet had bijgestaan?

Als laatste noemt Paulus bestraffing. Want hoe strenger we voor onszelf zijn en hoe scherper we oordelen als we onze eigen zonden onderzoeken, hoe meer we moeten hopen op Gods genade en barmhartigheid. En als je getroffen bent door de angst voor Gods oordeel, is het vast en zeker onmogelijk dat je niet de rol van wreker op je neemt en jezelf gaat straffen. Wie echt vroom is, ervaart wat voor straf schaamte, ontsteltenis, gekerm, ontevredenheid met jezelf en andere emoties zijn, die voortkomen uit een serieus onderzoek van je zonden.

Maar we moeten bedenken dat we maat moeten houden. Ons verdriet mag ons niet helemaal opslokken. Want mensen met een angstig geweten zijn nergens zo sterk toe geneigd als tot wanhoop. Ook deze tactiek gebruikt Satan om degenen van wie hij ziet dat ze verslagen zijn door vrees voor God, nog dieper en dieper te laten wegzinken in hun verdriet. Hij wil dat ze daar nooit meer uit oprijzen. Vrees die uitloopt op nederigheid en de hoop op vergeving niet loslaat, zal niet snel te groot zijn. Maar toch moeten we, volgens het bevel van de apostel, oppassen dat een zondaar die een hekel aan zichzelf begint te krijgen niet onder een te grote vrees gebukt gaat en eronder bezwijkt. Hebreeën 12:3 Want op die manier vluchten we bij God vandaan, terwijl Hij ons juist door berouw naar zich toe roept.

Op dit punt is ook de waarschuwing van Bernardus van Clairvaux nuttig: ‘Verdriet over je zonden is nodig, als dat maar niet continu door blijft gaan. Ik raad jullie aan om af en toe de zware en beangstigende herinnering aan jullie levenswandel de rug toe te keren en het vlakke land op te zoeken van het rustig overdenken van Gods zegeningen. We moeten honing bij de alsem mengen, want het heilzame bitter kan alleen gezondheid geven als het gedronken wordt in afgezwakte vorm door het aan te lengen met zoet. Als je nederig stilstaat bij jezelf, sta dan ook stil bij de goedheid van de Heer.’1

1Bernardus van Clairvaux, Sermones super Cantica canticorum, 11,2.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in