3.3.12 – Onze natuurlijke begeerten zijn bedorven

0
439

Misschien vindt iemand het absurd dat ik zo in het algemeen alle begeerten lijk te veroordelen die de mens van nature kunnen treffen. Ze zijn immers ingegeven door God die onze natuur geschapen heeft. Maar dan antwoord ik dat ik absoluut niet de begeerten veroordeel die God bij het begin van de schepping zo diep in de aard van de mens gegrift heeft dat ze er niet uit weggerukt kunnen worden zonder dat ook het mens zijn zelf verwijderd wordt. Ik veroordeel alleen de brutale en bandeloze gemoedsbewegingen die ingaan tegen Gods bepalingen.

Maar door de slechtheid van onze natuur zijn al onze vermogens aangetast en bedorven. Daardoor blijkt uit alles wat we doen continu hoe bandeloos en onbeheerst we zijn. Daarom beweer ik dat onze begeerten zondig zijn. Want ze kunnen niet losgemaakt worden van dit gebrek aan zelfbeheersing. Of als je een samenvatting wilt in minder woorden: ik leer dat alle begeerten van de mens slecht zijn en beschouw ze als zondig, niet voor zover ze natuurlijk zijn, maar omdat ze onbeheerst zijn. En ik leer dat ze onbeheerst zijn omdat er niets reins en zuivers kan voortkomen uit onze bedorven en besmeurde natuur.

Ook Augustinus wijkt niet zover van deze leer af als het misschien lijkt. Hij deinst meer dan hij zou moeten doen terug voor de verdachtmaking waar de pelagianen hem mee proberen op te zadelen. Daarom gebruikt hij het woord ‘zonde’ niet. Maar hij schrijft wel dat de wet van de zonde in de heiligen blijft en dat alleen de schuld weggenomen wordt. Daarmee geeft hij duidelijk genoeg aan dat hij niet erg afwijkt van wat ik vind.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in