En de profetie over het verslinden van de dood in de overwinning zal pas vervuld worden bij de opstanding. Jesaja 25:8; Hosea 13:14; 1 Korinthiërs 15:54-55 Daarom moeten we altijd denken aan het eeuwige geluk, het doel van de opstanding. Dat is zoiets geweldigs! Al zouden we er alles over zeggen wat tongen van mensen maar kunnen zeggen, dan hebben we er toch maar nauwelijks een heel klein stukje van aangestipt. Natuurlijk is het helemaal waar als we horen dat Gods koninkrijk vol zal zijn van glans, vreugde, geluk en glorie. Maar als deze dingen genoemd worden, blijven ze toch op grote afstand van wat we kunnen beseffen. Ze blijven als het ware gehuld in raadsels, totdat die dag komt waarop Hij zijn glorie voor ons onthult en wij er oog in oog mee mogen staan. 1 Korinthiërs 13:12 Johannes zegt: ‘Wij weten dat wij Gods kinderen zijn, maar dat is nog niet zichtbaar. Maar als wij aan Hem gelijk zullen zijn, dan zullen wij Hem zien zoals Hij is.’ 1 Johannes 3:2 De profeten konden niet in woorden uitdrukken wat het geestelijke geluk precies inhoudt. Daarom hebben ze die meestal getekend in fysieke termen.
Maar aan de andere kant horen we te branden van verlangen naar die glorie. En dat verlangen moet worden aangestoken doordat we er een voorproefje van krijgen. Daarom moeten we ons vooral bezighouden met hierover nadenken: als een onuitputtelijke bron bevat God in zichzelf de volheid van alle goede dingen. Als dat zo is, moeten degenen die het hoogste goed en het volmaakte geluk nastreven, niets najagen dat uitgaat boven Hem. En dat wordt ons ook in veel passages geleerd: ‘Abraham, Ik ben voor jou een grote beloning.’ Genesis 15:1 David stemt met die woorden in: ‘Jehova is mijn deel. Mijn lot is heerlijk uitgevallen.’ Psalm 16:5-6 En ergens anders: ‘Ik zal verzadigd worden met uw ogen.’ Psalm 17:15 En Petrus verkondigt dat de gelovigen geroepen zijn om te delen in Gods natuur. 2 Petrus 1:4 Hoezo? Omdat zijn glorie zal schitteren in al zijn heiligen en Hij bewonderd zal worden in allen die geloofd hebben. 2 Thessalonicenzen 1:10
De Heer zal de uitverkorenen dus laten delen in zijn glorie, kracht en rechtvaardigheid. Sterker nog, Hij zal hen laten genieten van Hemzelf en – nog beter – tot op zekere hoogte één met hen worden. Daarom moeten we bedenken dat die zegen alle soorten van geluk omvat. Maar als we ver gekomen zijn in het nadenken daarover, dan moeten we toch erkennen dat we nog maar aan het begin staan, als je ons beperkte verstand vergelijkt met de diepte van dit mysterie. In dit leven zullen we het nooit kunnen peilen.
Daarom moeten we bij dit onderwerp extra nuchter blijven. We moeten voorkomen dat we vergeten hoe beperkt ons verstand is, daardoor nog overmoediger omhoog vliegen en door de glans van de hemelse glorie overweldigd worden. We voelen ook hoe we geprikkeld worden door een tomeloze begeerte om meer te weten dan is toegestaan. Soms borrelen daar zinloze en zelfs schadelijke vragen uit op. Zinloze vragen noem ik vragen die onmogelijk iets kunnen opleveren. Maar het tweede is erger. Want als je daaraan toegeeft, raak je verstrikt in levensgevaarlijke speculaties. Daarom noem ik ze schadelijk.
Voor ons moet buiten kijf staan wat de Schrift leert: God deelt op verschillende manieren zijn gaven uit aan de heiligen in deze wereld. Hij bestraalt hen niet allemaal op dezelfde manier. En zo zal ook in de hemel, als God zijn gaven zal bekronen, de mate van glorie niet voor iedereen gelijk zijn. Paulus zegt: ‘Jullie zijn mijn glorie en overwinningskrans op de dag van Christus.’ 1 Thessalonicenzen 2:19-20 Maar dat is dus niet zonder onderscheid van toepassing op iedereen. Evenmin als wat Christus zegt tegen de apostelen: ‘Jullie zullen zitten om te oordelen over de twaalf stammen van Israël.’ Mattheüs 19:28 Paulus wist dat God de heiligen ook in de hemel met glorie zou tooien in dezelfde mate waarin Hij hen op aarde voorzien had van geestelijke gaven. Daarom twijfelt hij er niet aan dat er voor hem een bijzondere overwinningskrans klaarligt, in overeenstemming met de omvang van zijn werk. 2 Timotheüs 4:8 En Christus wil aan de apostelen de waardigheid aanprijzen van de taak die hun was opgelegd. Daarom wijst Hij erop dat de vrucht daarvan verborgen is in de hemel. Mattheüs 19:21
Zo zegt ook Daniël: ‘De leraren zullen blinken als de glans van het uitspansel. En zij die velen rechtvaardig maken, zullen blinken als de sterren, voor altijd en eeuwig.’ Daniël 12:3 En als je met aandacht naar de Schrift kijkt, dan zie je dat de Schrift aan de gelovigen niet alleen eeuwig leven belooft, maar ook voor ieder een specifieke beloning. Vandaar dat Paulus ook zegt: ‘Laat God hem belonen op die dag.’ 2 Timotheüs 4:14 En dat wordt ook bevestigd door de belofte van Christus: ‘Jullie zullen in het eeuwige leven honderd keer zoveel krijgen.’ Mattheüs 19:29 Kortom, net zoals Christus door een grote variatie in gaven de glorie van zijn lichaam op aarde begint en stap voor stap vergroot, zo zal Hij die ook in de hemel voltooien.