Als wij Gods vaderlijke zachtmoedigheid zoeken en zijn hart dat ons gunstig gezind is, dan moeten we in de eerste plaats onze ogen op Christus richten. In Hem alleen vindt het hart van de Vader rust. Mattheüs 3:17 Als we de redding, het leven en de onsterfelijkheid zoeken van het hemelse koninkrijk, moeten we nergens anders onze toevlucht zoeken. Want alleen Hij is de bron van leven, het anker van redding en de erfgenaam van het koninkrijk van de hemel. Wat is anders het doel van de uitverkiezing dan dat de hemelse Vader ons adopteert als kinderen en wij door zijn gunst redding en onsterfelijkheid krijgen? Hoe je het ook wendt of keert, hoe je het ook onderzoekt, je moet wel inzien dat de bedoeling ervan niet verder reikt dan dat.
Daarom zegt de Schrift dat God degenen die Hij als zijn kinderen geadopteerd heeft, niet heeft uitgekozen in henzelf, maar in zijn Christus. Efeziërs 1:4 Want Hij kon hen alleen maar liefhebben in Hem. Hij kon hen pas eren met de erfenis van zijn koninkrijk als ze eerst deel hadden gekregen aan Hem. Als we in Hem uitverkoren zijn, zullen we de zekerheid van onze uitverkiezing niet in onszelf vinden en zelfs niet in God de Vader als we ons Hem alleen voorstellen, zonder de Zoon.
Christus is dus de spiegel waarin we onze uitverkiezing horen te zien. En dat mogen we ook doen zonder dat we bedrogen worden. Want het is zijn lichaam waarin de Vader besloten heeft hen te enten die Hij van eeuwigheid als de zijnen gewild heeft. Daarom beschouwt Hij iedereen als zijn kinderen die Hij erkent als ledematen van Christus. Dus hebben wij een duidelijk en overtuigend genoeg bewijs dat wij in het boek van het leven geschreven staan, Openbaring 3:15; 20:12-15; 21:27 als we deel hebben aan Christus.
Verder heeft Hij ons de zekerheid gegeven dat we deel hebben aan Hem, toen Hij door de prediking van het evangelie verklaard heeft dat de Vader Hem aan ons gegeven heeft, zodat Hij met al het goede dat Hij heeft, van ons zou zijn. Romeinen 8:32 De Schrift zegt over ons dat wij Hem aantrekken, Romeinen 13:14 dat wij samengroeien met Hem, Efeziërs 4:15 zodat wij mogen leven omdat Hij leeft. Deze leer wordt vaak herhaald: ‘De Vader heeft zijn eniggeboren Zoon niet gespaard, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat.’ Romeinen 8:32; Johannes 3:15-16 En over wie in Hem gelooft, wordt gezegd dat hij is overgegaan van de dood naar het leven. Johannes 5:24 In die zin noemt Christus zichzelf het levensbrood. Johannes 6:35 Wie dat eet, zal voor eeuwig niet sterven. Johannes 6:51; 6:58
Hij, zeg ik, is voor ons de getuige geweest dat de hemelse Vader iedereen die Hem in geloof heeft aangenomen, zal beschouwen als zijn kinderen. Als wij meer willen dan dat we als Gods kinderen en erfgenamen beschouwd worden, dan moeten we boven Christus uit klimmen. Maar Hij is onze uiterste grens. Hoe dwaas zijn wij dan als we buiten Hem zoeken wat we in Hem al gekregen hebben en wat alleen in Hem te vinden is!
Bovendien is Hij de eeuwige wijsheid, de onveranderlijke waarheid en het vaste plan van de Vader. Daarom hoeven we niet bang te zijn dat wat Hij ons zelf vertelt ook maar het kleinste stukje afwijkt van de wil van de Vader, waar we naar zoeken. Sterker nog, Hij openbaart ons die wil betrouwbaar, zoals die vanaf het begin geweest is en altijd zal zijn.
De praktijk van deze leer moet ook floreren in onze gebeden. Weliswaar geeft het vertrouwen dat we uitverkoren zijn ons moed om God aan te roepen. Maar toch zou het de omgekeerde wereld zijn als we in onze gebeden God onze uitverkiezing op zouden dringen en met Hem een akkoord zouden willen sluiten op deze voorwaarde: ‘Heer, als ik uitverkoren ben, verhoor Mij dan.’ Want Hij wil dat we tevreden zijn met zijn beloften. We moeten niet op een andere manier te weten willen komen of Hij ons verhoren zal. We moeten zo verstandig zijn om op de juiste manier te gebruiken wat juist geschreven staat en niet onbezonnen hierheen en daarheen trekken wat binnen de perken gehouden moet worden. Dan zal dat ons van veel strikken bevrijden.