Het is dus verkeerd om de kracht van de uitverkiezing afhankelijk te maken van het geloof in het evangelie, waardoor we voelen dat we deel hebben aan de uitverkiezing. Daarom kunnen we het beste deze volgorde volgen: als we zoeken naar zekerheid over onze uitverkiezing, moeten we ons houden aan de tekenen die er later op volgen. Dat zijn betrouwbare bewijzen dat we uitverkoren zijn.
De ernstigste of gevaarlijkste verleiding waarmee Satan de gelovigen treft, is dat hij hen verontrust met twijfel over hun uitverkiezing en hen tegelijk prikkelt met een verkeerd verlangen om er buiten de weg naar op zoek te gaan.
Met buiten de weg op zoek gaan, bedoel ik dat een mensje probeert in te breken in de geheime schuilhoeken van Gods wijsheid en probeert door te dringen in de diepste eeuwigheid om te kunnen begrijpen wat voor Gods rechterstoel over hem besloten is. Immers, dan stort hij zich in een onmetelijk diepe draaikolk en wordt hij verzwolgen. Dan verwart hij zich in talloze onontwarbare strikken. Dan begraaft hij zich in een afgrond van blinde duisternis. Want het is terecht dat de dwaasheid van het menselijk verstand zo door een vreselijke val gestraft wordt als hij in eigen kracht probeert op de stijgen tot de hoogte van Gods wijsheid.
En zo’n poging is extra dodelijk omdat wij bijna allemaal nergens anders zo sterk toe geneigd zijn. Want je komt maar zelden iemand tegen die in zijn hart niet soms getroffen wordt door deze gedachte: waar komt je behoud anders vandaan dan uit Gods uitverkiezing? Maar welke openbaring heb je dat je uitverkoren bent? En als deze gedachte eenmaal is opgekomen, dan martelt zo’n ellendig mens zich continu met vreselijke kwellingen, of hij raakt totaal van streek.
Ik zou werkelijk geen overtuigender argument kunnen wensen om te laten zien hoe verkeerd zulke mensen zich de voorbestemming voorstellen, dan juist deze ervaring. Want het hart kan met geen gevaarlijker dwaling besmet worden dan een dwaling die het geweten berooft van haar vrede met God en haar rust en die haar in verwarring brengt. Dus als we bang zijn voor schipbreuk, dan moeten we angstvallig oppassen voor deze klip. Daar kun je nooit op stoten zonder te vergaan!
En echt, ook al beschouw je het uitleggen van de voorbestemming als een gevaarlijke zee, toch is het mogelijk om bij het onderzoeken daarvan een veilige en kalme, ja zelfs een aangename vaart te hebben. Als je je maar niet uit eigen beweging in gevaar probeert te begeven. Als je om zekerheid over je uitverkiezing te krijgen Gods eeuwige plan onderzoekt buiten zijn Woord om, werp je je in een dodelijke afgrond. Maar als je dat plan op de juiste manier ordelijk onderzoekt, zoals Gods Woord dat bevat, pluk je daarvan de vrucht van troost. Laten we bij het onderzoek dus deze weg volgen: we beginnen bij Gods roeping en eindigen daar.
Dit verhindert overigens niet dat de gelovigen ervaren dat de zegeningen die ze elke dag uit Gods hand ontvangen, neerdalen uit die verborgen adoptie als kinderen. Zo spreken ze bij Jesaja: ‘U hebt wonderen gedaan. Uw oude gedachten zijn waar en betrouwbaar.’ Jesaja 25:1 Want door de roeping wil God ons als door een merkteken zoveel bevestigen als we van zijn plan mogen weten.
Maar niemand moet denken dat dit maar een zwak bewijs is. Daarom moeten we bedenken hoeveel duidelijkheid en zekerheid het ons oplevert. Daarover spreekt Bernardus van Clairvaux heel toepasselijk. Want nadat hij het over de verworpenen gehad heeft, zegt hij: ‘Gods voornemen staat vast, de bedoeling van vrede staat vast boven degenen die Hem vrezen. Het dekt hun kwaad toe en beloont het goede van hen, zodat op een wonderlijke manier niet alleen het goede, maar ook het kwade meewerkt ten goede. Wie zal Gods uitverkorenen beschuldigen? Romeinen 8:33 Voor mij is het voor alle rechtvaardigheid voldoende dat alleen de enige tegen wie ik gezondigd heb, mij goedgezind is. Alles waarvan Hij besloten heeft dat Hij het mij niet aanrekent, daarvan is het net alsof het er nooit geweest is.’
En even later: ‘O, plaats van echte rust! Ik denk dat ik die terecht een slaapkamer mag noemen. Want daarin wordt God niet gezien als het ware ontzet van woede en ook niet vol zorg. Nee, daar blijkt dat zijn wil goed en plezierig en volmaakt is. De aanblik daarvan schrikt niet af, maar streelt. Die wekt geen onrustige nieuwsgierigheid op, maar brengt die juist tot bedaren. Hier kom je echt tot rust. De God van vrede maakt alles vredig en als je ziet dat Hij rustig is, kom je zelf tot rust.’1
1Bernardus van Clairvaux, Sermones super Cantica canticorum, 23,15-16.