Daarom beschuldigen sommigen God onterecht en heel slecht van oneerlijke rechtvaardigheid, omdat Hij in zijn voorbestemming niet voor iedereen dezelfde lijn trekt. Als Hij iedereen schuldig vindt, zeggen zij, laat Hij dan ook iedereen dezelfde straf geven. Als Hij hen onschuldig vindt, laat Hij zijn strenge oordeel dan voor iedereen inhouden.
Maar zij behandelen Hem alsof het Hem verboden is om barmhartig te zijn. Of alsof Hij zijn oordeel volledig moet opgeven als Hij barmhartig wil zijn. Wat eisen zij eigenlijk? Dat als iedereen schuldig is, iedereen dezelfde straf krijgt. Ik geef toe dat we allemaal schuldig zijn. Maar zij zeggen dat God sommigen met zijn barmhartigheid te hulp komt. Laat Hij, zeggen zij, iedereen te hulp komen. Maar ik antwoord dat het eerlijk is dat Hij door te straffen laat zien dat Hij een rechtvaardige rechter is. Maar als ze dat niet kunnen verdragen, wat doen ze dan anders dan God proberen te beroven van zijn macht om barmhartig te zijn? Of in elk geval die barmhartigheid alleen maar toestaan als Hij volledig afstand doet van zijn oordeel?
Daarom zijn hierop heel mooi deze woorden van Augustinus van toepassing: ‘In de eerste mens is de hele massa van het menselijk geslacht onder de veroordeling gevallen. De vaten die daaruit gemaakt worden voor eervol gebruik, zijn daarom geen vaten van eigen rechtvaardigheid, maar van Gods barmhartigheid. Echter, dat er ook andere vaten gemaakt worden voor oneervol gebruik, moet niet worden toegeschreven aan Gods onrechtvaardigheid, maar aan zijn oordeel …’ God betaalt degenen die Hij verwerpt dus de verdiende straf en schenkt aan degenen die Hij roept onverdiende genade. Hij wordt daarom van elke beschuldiging bevrijd. Want Hij is net een schuldeiser die het recht heeft de een zijn schuld kwijt te schelden en van een ander zijn schuld op te eisen. ‘God kan dus genade schenken aan wie Hij wil, omdat Hij barmhartig is. En Hij kan niet aan iedereen genade geven, omdat Hij een rechtvaardige rechter is. Door aan sommigen te geven wat ze niet verdienen, kan Hij zijn onverdiende genade laten zien. Door die niet aan iedereen te geven, kan Hij laten zien wat iedereen verdient.’1
Want als Paulus schrijft dat God alles onder de zonde heeft opgesloten om zich over iedereen te ontfermen, dan moet je daar meteen aan toevoegen dat Hij niemand iets schuldig is. Want niemand heeft Hem eerst iets gegeven, zodat hij een vergoeding zou kunnen eisen. Romeinen 11:32-35
1Augustinus, Epistulae, 186; Pseudo-Augustinus, De praedestinatione et gratia, 3,3; Augustinus, De dono perseverantiae, 12,28.