Laat nu de hoogste rechter en meester uitspraak doen over heel deze kwestie. Hij merkt dat zijn hoorders zo verhard zijn dat Hij zijn woorden haast zonder vrucht uitstrooit voor de menigte. Om dit struikelblok op te ruimen, roept Hij uit: ‘Alles wat de Vader Mij geeft, zal naar Mij toe komen. Want het is de wil van de Vader dat Ik niets verlies van alles wat Hij Mij gegeven heeft.’ Johannes 6:37-39 Let erop dat Christus een geschenk van de Vader neemt als begin van onze overgave in zijn trouw en bescherming.
Misschien draait iemand de redenering nu om. Misschien brengt iemand hier nu tegen in dat als het eigendom van de Vader alleen degenen beschouwd worden die zich vrijwillig uit geloof hebben overgegeven. Maar Christus bedoelt alleen te zeggen: al zou de hele wereld aan het wankelen gebracht worden door het afwijken van grote menigten, toch blijft Gods plan vast staan. De uitverkiezing kan nooit aan het wankelen gebracht worden, want Gods plan staat steviger dan de hemel zelf.
Christus zegt hier dat de uitverkorenen al van de Vader waren voordat Hij hen aan zijn eniggeboren Zoon gaf. Misschien vraagt iemand of ze dat van nature waren. Integendeel! Vreemdelingen maakt Hij tot de zijnen door hen te trekken. De woorden van Christus zijn zo duidelijk dat je ze niet met uitvluchten in nevelen kunt hullen. Hij zegt: ‘Niemand kan bij Mij komen als de Vader hem niet trekt. Ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt bij Mij.’ Johannes 6:44-45 Als iedereen zonder onderscheid voor Christus zou knielen, zou de uitverkiezing algemeen zijn. Nu blijkt uit het lage aantal gelovigen duidelijk dat er verschil is.
Daarom voegt Christus nog iets toe, kort nadat Hij verklaard heeft dat de leerlingen die Hem gegeven zijn, het eigendom waren van God de Vader. Hij zegt: ‘Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen die U Mij gegeven hebt. Want zij zijn van U.’ Johannes 17:6-9 Niet de hele wereld behoort dus haar Schepper toe. Hoe komt dat anders dan doordat de genade slechts weinigen die anders zouden omkomen, wegrukt uit Gods veroordeling en woede en uit de eeuwige dood? En doordat God de wereld in haar ondergang laat, waar zij voor bestemd is?
Ondertussen eist Christus ook voor zichzelf het recht op om samen met de Vader uit te kiezen, ook al stelt Hij zichzelf tussenbeide. Hij zegt: ‘Ik heb het niet over iedereen. Ik weet wie Ik uitgekozen heb.’ Johannes 13:18 Misschien vraagt iemand waaruit Hij hen uitgekozen heeft. Ergens anders geeft Hij het antwoord: ‘Uit de wereld.’ Johannes 15:19 En die wereld sluit Hij uit van zijn gebeden waarmee Hij zijn leerlingen aan de Vader opdraagt.
Hier moeten we op letten: als Christus verzekert dat Hij weet wie Hij heeft uitgekozen, bedoelt Hij een speciale groep binnen het menselijk geslacht. Bovendien verschilt die groep niet van de rest door haar goede eigenschappen, maar door een hemels besluit. Dat betekent dus dat niemand uitblinkt door eigen kracht of inzet. Want Christus maakt zichzelf de bewerker van de uitverkiezing.
Ergens anders telt Christus Judas mee als een van de uitverkorenen, ook al was hij een duivel. Maar dat slaat alleen op de aposteltaak. Weliswaar was dat een schitterend bewijs van Gods gunst. Paulus erkent dat vaak in zijn eigen persoon. Maar toch omvat het niet de hoop op eeuwig behoud. En dus kon Judas nog slechter zijn dan de duivel, omdat hij ontrouw was in het uitvoeren van zijn aposteltaak. Maar Christus zal niet toelaten dat er van degenen die Hij eenmaal in zijn lichaam heeft ingelijfd, iemand verloren gaat. Want Hij zal doen wat Hij beloofd heeft, door hun behoud te beschermen. Hij zal zijn goddelijke macht openbaren, die alles te boven gaat. Weliswaar zegt Hij ergens anders: ‘Vader, van hen die U Mij gegeven hebt, is niemand verloren gegaan, behalve de zoon van de ondergang.’ Johannes 17:11-12 Maar dat is een oneigenlijke manier van spreken en het is zeker niet dubbelzinnig.
In de kern komt het hierop neer: door gratis adoptie schept God hen die Hij als zijn kinderen wil hebben. En de reden voor die uitverkiezing ligt binnen in Hemzelf. Want Hij heeft genoeg aan zijn verborgen welbehagen.