Maar stel dat iemand hiertegen inbrengt dat je uit deze lagere en kleinere zegeningen geen conclusies mag trekken over het belangrijke punt van het toekomstige leven. Iemand die verheven is tot de eer van eerstgeborene mag je daarom nog niet beschouwen als geadopteerd in de erfenis van de hemel.
Er zijn inderdaad velen die zelfs Paulus niet sparen. Alsof hij bij het citeren van bewijzen uit de Schrift, de Schrift tot een vreemde betekenis verdraait. Maar dan antwoord ik hetzelfde als eerder: de apostel heeft zich niet door onnadenkendheid vergist. Hij heeft niet met opzet bewijzen uit de Schrift misbruikt. Nee, hij zag iets wat mijn tegenstanders niet willen zien: de geestelijke uitverkiezing van Jacob heeft God door een aards symbool duidelijk willen maken. Want anders zou die uitverkiezing verborgen blijven bij Gods ontoegankelijke rechterstoel.
Want als we het eerstgeboorterecht dat Jacob kreeg niet laten slaan op de toekomstige tijd, dan is het maar een loze en belachelijk soort zegen. Het leverde hem dan niets anders op dan allerlei ellende en problemen, een pijnlijke ballingschap en veel bitter verdriet en zorgen. Paulus zag dus zonder twijfel dat God door een uiterlijke zegen getuigde van de geestelijke en absoluut onvergankelijke zegen die Hij in zijn koninkrijk voor zijn knecht had klaargelegd. Daarom heeft Paulus niet geaarzeld die uiterlijke zegen als bewijs te gebruiken om de geestelijke zegen te bevestigen.
We moeten ook in gedachten houden dat het land Kanaän een waarborg vormde van de hemelse woonplaats. Daarom mogen we er absoluut niet aan twijfelen dat Jacob met de engelen was ingelijfd in het lichaam van Christus, om met Hem te delen in hetzelfde leven.
Jacob wordt dus uitgekozen en door Gods voorbestemming onderscheiden van Ezau, die verworpen wordt. Toch was er qua verdiensten geen enkel verschil tussen hen. Vraagt iemand naar de reden daarvoor? Dan geeft de apostel Paulus deze: tegen Mozes is gezegd: ‘Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij zal ontfermen en ik zal barmhartig zijn voor wie Ik barmhartig zal zijn.’ Romeinen 9:15-17; Exodus 33:19 En wat betekent dat, vraag ik je? Natuurlijk maakt de Heer hier heel duidelijk dat Hij in mensen geen reden vindt om hen goed te doen. Daarom haalt Hij die reden alleen uit zijn barmhartigheid. En dus is de redding van de zijnen zijn werk.
Als God je redding alleen in zichzelf plaatst, waarom zou je dan afdalen naar jezelf? Als Hij jou alleen zijn barmhartigheid toewijst, waarom zou je dan je toevlucht nemen tot je eigen verdiensten? Als Hij je gedachten bepaalt bij zijn barmhartigheid, waarom zou je dan een deel van je aandacht richten op je eigen daden?
Daarom moeten we bij dat kleinere volk komen, waar Paulus ergens anders over schrijft dat God het van tevoren gekend heeft. Romeinen 11:2 Niet op de manier waarop mijn tegenstanders zich dat voorstellen. Zij denken dat Hij passief toekijkt en van tevoren dingen weet die Hij niet zelf doet. Nee, Paulus schrijft het in de betekenis waarin je het vaak leest.
Petrus zegt bij Lucas dat Christus door het vastgestelde plan en de voorkennis van God aan de dood is overgegeven. Handelingen 2:23 Natuurlijk presenteert Hij God dan niet als toeschouwer bij onze redding, maar als de bewerker ervan.
En dezelfde Petrus zegt dat de gelovigen aan wie hij schrijft uitverkoren zijn in overeenstemming met Gods voorkennis. 1 Petrus 1:2 Dan bedoelt hij eigenlijk de verborgen voorbestemming waardoor God degenen die Hij wilde, heeft aangewezen als zijn kinderen. Hij voegt daar als synoniem het woord ‘voornemen’ aan toe. Daarmee wordt altijd een vast besluit bedoeld. Petrus leert daarmee natuurlijk dat God als bewerker van onze redding, niet buiten zichzelf gaat.
Hetzelfde bedoelt Petrus als hij in hetzelfde hoofdstuk zegt dat Christus het lam was dat gekend was voordat de fundamenten van de wereld gelegd waren. 1 Petrus 1:19-20 Het zou immers wel heel flauw en onbeduidend zijn als God vanuit de hoogte had toegekeken waar redding vandaan zou komen voor het menselijk geslacht!
Het volk dat van tevoren gekend is, betekent bij Paulus dus hetzelfde als de kleine groep die vermengd is met de grote massa die zich onterecht op Gods naam beroept.
Ook ergens anders zegt Paulus dat God degenen kent die van Hem zijn. 2 Timotheüs 2:19 Zo wil hij het pochen tot zwijgen brengen van mensen die zich voor het oog van de wereld de eerste plaats onder de vromen aanmatigen, terwijl ze slechts een masker dragen.
Kortom, met het woord ‘voorkennis’ geeft Paulus aan dat er twee volken zijn. Het ene bestaat uit heel het nageslacht van Abraham. En het andere is daaruit apart gezet en wordt bewaard onder Gods ogen, verborgen voor het zicht van mensen.
En er valt niet aan te twijfelen dat Paulus dit baseert op Mozes, die verklaart dat God barmhartig zal zijn voor wie Hij wil. Het ging toen wel om het uitverkoren volk en het leek alsof binnen dat volk iedereen er hetzelfde voor stond. Maar wat God zei, was hetzelfde als wanneer Hij had gezegd dat die algemene adoptie nog een speciale genade bevatte voor sommigen, als een nog heiliger schat. En dat het algemene verbond niet verhinderde dat er een klein aantal apart gezet werd uit de algemene massa. En God wilde zichzelf de vrije uitdeler en rechter daarvan maken. Daarom zegt Hij ronduit dat Hij de een meer barmhartig zal zijn dan een ander, alleen omdat dat het Hem behaagt. Want als je barmhartigheid krijgt omdat je die zoekt, dan word je wel niet afgewezen. Maar dan zou je toch zelf de eerste stap zetten of in elk geval voor een deel Gods gunst verdienen. Maar God eist de lof daarvoor op voor zichzelf.