Nu moeten we het nog hebben over de verworpenen. Daar heeft de apostel Paulus het ook over. Want zoals Jacob in genade wordt aangenomen terwijl hij nog niets met goede daden verdiend heeft, zo wordt Ezau gehaat terwijl hij nog door geen enkele misdaad besmeurd is. Romeinen 9:13

Als we naar de daden kijken, doen we de apostel onrecht. Alsof hij onterecht is niet gezien zou hebben wat wij wel duidelijk zien! Dat hij het niet gezien heeft, blijkt duidelijk. Want hij legt er expres de nadruk op dat de een uitgekozen en de ander verworpen is, toen ze nog niets goeds of kwaads gedaan hadden. Zo wil hij bewijzen dat het fundament onder Gods voorbestemming niet ligt in onze daden.
Vervolgens noemt hij als tegenargument de vraag of God dan niet onrechtvaardig is. En dan gebruikt hij niet het argument dat Gods rechtvaardigheid het overtuigendst en het duidelijkst zou beschermen: dat God Ezau betaald heeft wat hij met zijn slechtheid verdiende. Nee, Paulus stelt zich tevreden met een andere oplossing: dat er verworpenen worden opgericht, heeft als doel dat via hen Gods glorie schittert. Romeinen 9:17
Ten slotte voegt hij er deze slotwoorden aan toe: ‘God is barmhartig aan wie Hij wil en verhardt wie Hij wil.’ Romeinen 9:18 Zie je dat hij deze twee dingen alleen baseert op Gods goeddunken? We kunnen dus geen andere reden aanwijzen waarom Hij de zijnen barmhartigheid waard keurt dan dat het Hem behaagt. En daarom kunnen we voor de verwerping van anderen ook geen andere reden vinden dan zijn wil. Want als er gezegd wordt dat God verhardt of barmhartig is wie Hij wil, dan worden de mensen gewaarschuwd dat ze geen reden moeten zoeken buiten zijn wil.