Sommigen werpen tegen dat God met zichzelf in tegenspraak zou zijn als Hij in het algemeen alle mensen bij zich uitnodigt, maar toch slechts enkele uitverkorenen bij zich toelaat. De belofte is universeel. Volgens hen maakt dat een verschil qua speciale genade onmogelijk.
Zo spreken sommige gematigde mensen. Niet om de waarheid te onderdrukken, maar eerder om lastige discussies te voorkomen en de nieuwsgierigheid van velen in toom te houden. Hun bedoeling is goed, maar hun handelwijze mogen we absoluut niet goedkeuren. Want ontwijken valt nooit te verontschuldigen. Echter, er zijn ook mensen die veel brutaler aanvallen. Hun laster is echt veel te weerzinwekkend en hun dwaling veel te schandelijk.
Ik heb ergens anders uitgelegd hoe de Schrift het met elkaar laat rijmen dat iedereen door de uiterlijke prediking geroepen wordt tot berouw en geloof en dat toch niet iedereen de Geest van bekering en geloof krijgt. En straks moet ik nog iets daarvan herhalen. Nu ontken ik wat zij beweren. Want het is op twee manieren onjuist.
Immers, God dreigt de ene stad met droogte, terwijl Hij het boven een andere stad laat regenen. Amos 4:7 En ergens anders kondigt Hij honger aan naar de leer. Amos 8:11 Deze God bindt zich niet aan een vaste wet dat Hij alle mensen gelijk moet roepen. Hij verbiedt Paulus het Woord te spreken in Azië. Hij laat hem een andere kant opgaan, weg van Bithynië, en trekt hem naar Macedonië. Handelingen 16:6-9 Daarmee laat Hij zien dat Hij het recht heeft om die schat uit te delen aan wie Hij wil.
Maar via Jesaja laat Hij nog duidelijker zien dat Hij de beloften van redding speciaal bestemt voor de uitverkorenen. Want Hij verkondigt dat alleen zij zijn leerlingen zullen zijn. Niet heel het menselijk geslacht, zonder onderscheid. Jesaja 8:16 Daaruit blijkt dat het een onjuist idee is dat de leer van het behoud aan ieder wordt gepresenteerd met de bedoeling dat hij er effectief iets aan heeft. Er wordt over die leer juist gezegd dat die apart klaargelegd is voor alleen de kinderen van de kerk.
Voor dit moment moet dit voldoende zijn: het Woord van het evangelie is weliswaar algemeen gericht tot iedereen. Maar toch wordt de gave van geloof slechts aan enkelen geschonken.
Jesaja wijst de reden daarvoor aan: de arm van de HEER wordt niet aan iedereen geopenbaard. Jesaja 53:1 Als hij had gezegd dat het evangelie opzettelijk boosaardig veracht wordt, omdat velen koppig weigeren om te luisteren, dan zou misschien dit tegenargument geldig zijn over de algemene roeping. Maar het is niet de bedoeling van de profeet om de schuld van de mensen kleiner te maken, als hij leert dat dit de oorzaak voor hun blindheid is: God keurt hen het niet waard dat Hij zijn arm aan hen openbaart. Hij wijst er alleen op dat oren tevergeefs getroffen worden door de uiterlijke leer. Want geloof is een speciaal geschenk.
Ik zou van deze leraren wel eens willen weten of alleen prediking kinderen van God maakt, of dat geloof dat doet. In Johannes 1 wordt gezegd dat ieder die in de eniggeboren Zoon van God gelooft, ook zelf Gods kind wordt. Natuurlijk wordt daar niet een of andere onbestemde massa bedoeld. Nee, er wordt een speciale rang gegeven aan de gelovigen, die niet uit bloed of uit de wil van het vlees of uit de wil van een man geboren zijn, maar uit God. Johannes 1:12-13
Maar, zeggen mijn tegenstanders, geloof en het Woord zijn onderling met elkaar in overeenstemming. Zeker. Overal waar echt geloof is. Maar het zaad valt ook onder de dorens of op steenachtige plaatsen. Mattheüs 13:5-7 Dat is niets nieuws. Niet alleen omdat het grootste deel van de mensen zich inderdaad koppig tegen God blijkt te verzetten. Ook omdat niet iedereen voorzien is van ogen en oren. Hoe valt het dan met elkaar te rijmen dat God mensen bij zich roept van wie Hij weet dat ze niet zullen komen?
Mag Augustinus voor mij het antwoord geven? ‘Willen jullie met mij in discussie? Sta samen met mij in verwondering en roep uit: “Wat een diepte!” Laten we het samen eens zijn in vrees. Dan komen we niet om in dwaling.’1
Daar komt bij dat Paulus verklaart dat de uitverkiezing de moeder is van geloof. Als dat zo is, keer ik hun argument om tegen henzelf. Dan zeg ik dat geloof niet algemeen is, juist omdat de uitverkiezing speciaal is. Want Paulus zegt dat wij vervuld zijn met alle geestelijke zegeningen omdat God ons heeft uitgekozen vóór de schepping van de wereld. Efeziërs 1:3-4 Uit de opeenvolging van oorzaken en gevolgen kun je dus gemakkelijk opmaken dat niet alle mensen samen delen in deze rijkdommen omdat God alleen degenen heeft uitgekozen die Hij wilde uitkiezen. Daarom heeft Paulus het ergens anders over het geloof van de uitverkorenen. Titus 1:1 Want niemand moet denken dat iemand door eigen toedoen geloof krijgt. De eer daarvoor ligt bij God. Hij verlicht gratis wie Hij van tevoren heeft uitgekozen.
Terecht zegt Bernardus van Clairvaux: ‘Vrienden luisteren ieder afzonderlijk als Hij ook tegen hen zegt: “Wees niet bang, klein kuddetje, want jullie is het gegeven om het mysterie van het koninkrijk van de hemel te kennen.” Lucas 12:32; Mattheüs 13:11 Wie zijn dat? Het zijn degenen van wie Hij van tevoren geweten en bepaald heeft dat ze zouden gaan lijken op het beeld van zijn Zoon. Romeinen 8:29 Het grote en verborgen plan is bekend geworden. De Heer weet wie de zijnen zijn. Maar wat God al wist, is aan mensen geopenbaard. En Hij keurt echt niemand anders het waard om te delen in zo’n groot mysterie, dan degenen van wie Hij van tevoren geweten en bepaald heeft dat ze de zijnen zouden zijn.’
En later concludeert hij: ‘“Gods barmhartigheid is van eeuwigheid tot eeuwigheid over degenen die Hem vrezen.” Psalm 103:17 Van eeuwigheid vanwege de voorbestemming. Tot eeuwigheid vanwege de redding. Van die twee heeft de eerste geen begin en de tweede geen eind.’2
Maar waarom is het nodig om Bernardus als getuige aan te halen? We horen immers uit de mond van onze leermeester dat alleen wie uit God zijn God zien. Johannes 6:46 Met die woorden maakt Hij duidelijk dat ieder die niet opnieuw geboren is uit God verstijft bij de helderheid van zijn gelaat.
Het is dus juist om geloof te koppelen aan de uitverkiezing. Maar dan moet geloof wel op de tweede plaats komen. Die volgorde werd ergens anders duidelijk aangegeven door Christus’ woorden: ‘Het is de wil van de Vader dat Ik niet verlies wat Hij Mij gegeven heeft. Want het is zijn wil dat ieder die in de Zoon gelooft, niet verloren gaat.’ Johannes 6:39-40 Als Hij had gewild dat iedereen gered werd, zou Hij hun zijn Zoon geven als beschermer en iedereen door de heilige band van het geloof in zijn lichaam inlijven. Maar nu staat vast dat geloof een speciale waarborg vormt van zijn vaderlijke liefde. Hij heeft het apart gelegd voor de kinderen die Hij geadopteerd heeft.
Daarom zegt Christus ergens anders dat de schapen hun herder volgen omdat ze zijn stem kennen. Een vreemde volgen ze niet, want ze kennen de stem van de vreemde niet. Johannes 10:4-5 Waar komt dit verschil anders vandaan dan uit het feit dat hun oren door God gemerkt zijn? Want niemand maakt zichzelf tot een schaap. Nee, je wordt door de hemelse genade een schaap gemaakt. Daarom leert de Heer ook dat ons behoud altijd vast en veilig zal zijn, omdat het beschermd wordt door Gods onoverwinnelijke macht. Johannes 10:29 En daarom concludeert Hij dat de ongelovigen niet bij zijn schapen horen. Want ze horen niet bij het aantal van hen van wie God via Jesaja beloofd heeft dat ze zijn leerlingen zouden zijn. Johannes 10:26; Jesaja 54:13
De Schriftbewijzen die ik heb aangehaald, gaan over volharding. Daarom bewijzen ze meteen ook dat de uitverkiezing onveranderlijk en constant is.
1Augustinus, De verbis apostolorum, 11.
2Bernardus van Clairvaux, Epistulae, 107.