3.22.1 – Geen uitverkiezing op basis van voorkennis

0
439

Al deze dingen die ik hier beweerd heb, stuiten bij velen op tegenspraak. Vooral de gratis uitverkiezing van de gelovigen, ook al kan die niet aan het wankelen gebracht worden. Want bijna iedereen denkt dat God onderscheid maakt tussen mensen op basis van wat Hij voorziet dat ieder zal verdienen. Als zijn kinderen adopteert Hij dan dus degenen van wie Hij van tevoren weet dat ze zijn genade waard zullen zijn. En degenen van wie Hij ziet dat hun aard zich neigt naar slechtheid en goddeloosheid, geeft Hij dan over aan de veroordeling tot de dood. Op die manier plaatsen deze mensen dus Gods voorkennis er als een gordijn tussen. Zo verduisteren ze de uitverkiezing niet alleen. Ze doen ook net alsof de oorsprong daarvan ergens anders ligt.

En dit idee is niet alleen algemeen geaccepteerd bij de grote massa. Het heeft ook altijd belangrijke aanhangers gehad. Ik geef dat openlijk toe, zodat niemand ervan uit kan gaan dat mijn zaak veel schade zal lijden als deze grote namen daartegen in stelling gebracht worden. Want Gods waarheid is op dit punt zo zeker en zo helder dat die niet aan het wankelen gebracht of verduisterd kan worden door gezag van mensen.

Maar er zijn ook anderen, die niet getraind zijn in de Schrift en geen enkele instemming verdienen. Zij kennen de gezonde leer niet, maar toch verscheuren ze die zo onbeschaamd dat hun brutaliteit onuitstaanbaar is. Omdat God sommigen naar eigen goeddunken uitkiest en anderen passeert, dreigen zij Hem met een proces! Maar we weten dat Hij het zo doet. Dus wat willen ze dan bereiken door met God in discussie te gaan?

Ik leer niets dat niet uit ervaring blijkt: God heeft altijd de vrijheid gehad om zijn genade te geven aan wie Hij maar wil. Ik zal niet vragen hoe de afstammelingen van Abraham konden uitblinken boven anderen als het niet zou liggen aan een onderscheid waarvan de reden alleen bij God te vinden is. Ze moeten maar eens antwoord geven op deze vraag: waarom, denken ze, zijn zij mensen en geen ossen of ezels? God had de macht om honden van hen te maken. Toch heeft Hij hen naar zijn beeld gemaakt. Willen ze de redeloze dieren toestaan om met God in discussie te gaan over hun lot, alsof het onrechtvaardig is dat zij anders zijn dan mensen? Dat zij een voorrecht zouden hebben dat ze nergens mee verdiend hebben, zou echt niet eerlijker zijn dan dat God bij het uitdelen van zijn geschenken onderscheid maakt volgens de maat van zijn oordeel.

Als ze het over individuele personen gaan hebben, vinden ze ongelijkheid nog ergerlijker. Maar dan hoort het voorbeeld van Christus hen zo te laten schrikken dat ze niet zo zorgeloos over dit diepe mysterie kletsen. Hij wordt verwekt als sterfelijk mens uit het zaad van David. Waar heeft Hij het volgens hen aan verdiend dat Hij al in de schoot van zijn moeder het hoofd van de engelen wordt, de eniggeboren Zoon van God, het beeld en de glorie van de Vader, het licht, de rechtvaardigheid en de redding van de wereld? Hebreeën 1:2

Augustinus merkte dit heel verstandig op: het hoofd van de kerk vormt de helderste spiegel van de gratis uitverkiezing. Daarom hoeft die ons in zijn ledematen niet in verwarring te brengen. Christus is niet Gods Zoon geworden door rechtvaardig te leven. Hij heeft dat gratis gekregen om daarna anderen aan die genade deel te geven.1 Stel dat iemand nu vraagt waarom anderen niet zijn wat Hij is of waarom wij allemaal zo enorm van Hem verschillen, waarom wij allemaal bedorven zijn, maar Hij de reinheid zelf is. Dan laat zo iemand niet alleen blijken hoe dwaas hij is, maar ook hoe onbeschaamd.

Willen mijn tegenstanders God nog steeds het vrije recht om uit te kiezen en te verwerpen afnemen? Dan moeten ze meteen ook van Christus afpakken wat Hem gegeven is!

Nu moeten we letten op wat de Schrift zegt over de uitverkiezing en de verwerping. Paulus leert dat we in Christus uitgekozen zijn vóór de schepping van de wereld. Efeziërs 1:4 Daarmee haalt hij natuurlijk elk rekening houden met onze eigen waardigheid onderuit. Want het is net alsof hij zegt dat de Hemelse Vader in heel het nageslacht van Adam niets vond dat het waard was om door Hem uitgekozen te worden. Daarom keek Hij naar Christus, om uit zijn lichaam ledematen uit te kiezen die Hij zou aannemen om te delen in het leven. Voor gelovigen moet dus dit de geldige reden zijn: we zijn in Christus aangenomen in de hemelse erfenis omdat we uit onszelf niet in staat waren tot zoiets geweldigs.

Dat maakt Paulus ook ergens anders duidelijk. Hij spoort de Kolossenzen aan om dankbaar te zijn omdat ze door God geschikt gemaakt zijn om te delen in het lot van de heiligen. Kolossenzen 1:12 De uitverkiezing gaat dus vooraf aan die genade van God, dat we geschikt gemaakt worden om de glorie van het toekomstige leven te krijgen. Wat zou God dan in ons kunnen vinden waardoor Hij ertoe aangezet zou worden om ons uit te kiezen?

Wat ik wil zeggen, blijkt nog duidelijker uit een andere uitspraak van Paulus. Hij zegt: ‘Hij heeft ons uitgekozen voordat de fundamenten van de wereld gelegd waren, volgens het welbehagen van zijn wil, zodat wij in zijn ogen heilig, smetteloos en onberispelijk zouden zijn.’ Efeziërs 1:4-5; Kolossenzen 1:22 Daar stelt Paulus Gods welbehagen tegenover alle mogelijke verdiensten van ons.

1Augustinus, De correptione et gratia, 11; Augustinus, De dono perseverantiae, 24,67; Augustinus, De verbis apostolorum, 174,2.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in