Ik erken dat onheilige mensen bij het onderwerp van de voorbestemming gretig iets aangrijpen om aan te vallen of te lasteren, om tegen te keer te gaan of om te bespotten. Maar als hun brutaliteit ons afschrikt, dan moeten we alle belangrijke geloofsdogma’s verbergen. Want zij of anderen zoals zij laten vrijwel geen enkel dogma onaangetast met hun laster.
Een koppige geest zal niet minder onbeschaamd steigeren als hij hoort dat Gods wezen drie personen bevat, dan wanneer hij hoort dat God, toen Hij de mens schiep, vooraf voorzien heeft wat er van hem worden zou. En zij zullen zich er niet van weerhouden te schaterlachen als ze inzien dat er nog maar nauwelijks meer dan vijfduizend jaren verlopen zijn sinds de wereld geschapen is. Want ze zullen vragen waarom Gods kracht zolang passief gebleven is en geslapen heeft.
Kortom, we kunnen niets tevoorschijn halen dat zij niet met hun gespot zullen aanvallen. Moeten we dan, om deze heiligschennis te bedwingen, zwijgen over het God zijn van de Zoon en de Geest? Of de schepping van de wereld stilzwijgend negeren? Integendeel! Gods waarheid is bij dit onderwerp en alle onderwerpen zo sterk, dat die niet bang hoeft te zijn voor de kwaadsprekerij van goddelozen.
Dat betoogt Augustinus ook heel overtuigend in zijn boekje Over de gave van volharding. We zien immers dat valse apostelen de ware leer van Paulus wel verdacht probeerden te maken. Maar ze konden niet voor elkaar krijgen dat hij zich ervoor schaamde.1
Deze mensen zeggen ook dat heel het spreken over voorbestemming voor mensen met een vroom hart gevaarlijk is omdat het conflicteert met vermaningen, het geloof aan het wankelen brengt en het hart zelf in verwarring brengt en moedeloos maakt. Maar dat is onzin! Augustinus verzwijgt niet dat hij om deze redenen het verwijt kreeg dat hij veel te vrijmoedig over de voorbestemming preekte. Maar hij kon dat gemakkelijk meer dan overtuigend weerleggen.2
Maar er worden hier vele en allerlei verschillende absurde argumenten tegen ingebracht. Daarom wil ik die liever allemaal bewaren om ze op hun eigen plek te ontzenuwen. Ik wil nu alleen maar dat mijn tegenstanders mij in het algemeen toegeven dat ik niet onderzoek wat de Heer verborgen heeft gehouden. En dat ik niet negeer wat Hij aan het licht gebracht heeft. Want ik wil voorkomen dat ik óf aan de ene kant vanwege te grote nieuwsgierigheid, óf aan de andere kant vanwege ondankbaarheid veroordeeld wordt.
Augustinus heeft namelijk ook heel verstandig gezegd dat we veilig de Schrift kunnen volgen. Die loopt als het ware in het tempo van een moeder die zich voorover buigt naar haar kind, om ons niet in de steek te laten in onze zwakheid.3
Maar degenen die zo voorzichtig of bangelijk zijn dat ze willen dat de voorbestemming begraven wordt om zwakke zielen niet in verwarring te brengen – ik vraag je: met welke kleur willen zij hun arrogantie bedekken? Immers, indirect beschuldigen ze God van dwaze onbedachtzaamheid. Alsof Hij het gevaar niet voorzien had dat zij zo verstandig denken te voorkomen! Dus ieder die de leer van de voorbestemming opzadelt met deze verdachtmaking, lastert openlijk God. Alsof Hem per ongeluk iets ontvallen is dat schadelijk is voor de kerk.
1Augustinus, De dono perseverantiae, 15-20.
2Augustinus, De dono perseverantiae, 14.
3Augustinus, De Genesi ad litteram V, 3.