Kortom, de juiste manier om met bidden te beginnen en ook om je erop voor te bereiden, bestaat uit het bidden om vergeving met een nederige en oprechte schuldbelijdenis. Want je hoeft er niet op te hopen dat je iets van God gedaan krijgt vóór je uit genade met Hem verzoend bent. Dat geldt zelfs voor de meest heilige. En God kan niemand anders genadig zijn dan degenen aan wie Hij vergeving schenkt. Het is dus logisch dat de gelovigen met deze sleutel de deur voor zich openen om te bidden.
Dat leren we uit allerlei passages uit de Psalmen. David vraagt iets anders, maar toch zegt hij: ‘Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd of aan mijn overtredingen. Denk aan mij volgens uw welwillendheid, omwille van uw goedheid, HEER.’ Psalm 25:7 En: ‘Kijk naar mijn ellende en mijn moeite en vergeef al mijn zonden.’ Psalm 25:18 Daaraan zien we ook dat het niet genoeg is als we elke dag verantwoording afleggen van onze nieuwe zonden. We moeten ook opnieuw de zonden in herinnering brengen die we allang vergeten lijken te zijn. Want ergens anders belijdt dezelfde profeet één zware zonde. En dan komt hij bij die gelegenheid terug op zijn zonden van de moederschoot af. Psalm 51:7 Dat hij toen al met zonden besmet was, noemt hij niet om zijn schuld te bagatelliseren met een beroep op zijn bedorven aard. Nee, hij veroordeelt zichzelf extra streng in de hoop dat hij God sneller kan overhalen hem te vergeven.
Nu vragen de heiligen niet altijd expliciet vergeving voor hun zonden. Maar als we de gebeden die de Schrift van hen weergeeft, nauwkeurig langsgaan, kunnen we gemakkelijk opmerken wat ik zeg: de moed om te bidden ontleenden ze alleen aan Gods barmhartigheid. Daarom gingen ze altijd uit van hun verzoening met Hem. Want als ze hun eigen geweten ondervragen, durft geen van hen zijn zorgen in een intiem gesprek bij God neerleggen. Dan schrikken ze er juist voor terug om naar Hem toe te gaan. Ze durven dat alleen doen als ze vertrouwen op zijn barmhartigheid en vergeving.
Er is ook nog een andere speciale vorm van schuldbelijdenis. Daarbij vragen ze om verlichting van de straffen terwijl ze tegelijk erkennen dat ze straf verdiend hebben en bidden of hun zonden vergeven mogen worden. Want het zou absurd zijn als je wel wilt dat er een eind komt aan de gevolgen, maar niet aan de oorzaak. Want we moeten oppassen dat we niet net zo doen als dwaze zieken die zich wel druk maken over de behandeling van de symptomen van hun ziekte, maar de wortel van hun ziekte negeren. Ze willen wel graag verlost worden van de pijn in hoofd of ingewanden, maar nemen er genoegen mee dat de koorts onaangetast blijft. Onze eerste zorg moet zijn dat God ons genadig is. Pas daarna kunnen we vragen of Hij zijn gunst wil tonen in zichtbare tekenen. Want ook God zelf wil deze volgorde aanhouden. En we zouden er weinig aan hebben om te ervaren dat Hij ons goed doet, als we in ons geweten niet voelden dat Hij met ons verzoend is, zodat Hij een en al lieflijkheid voor ons is.
Hier worden we ook toe aangespoord door een antwoord van Christus. Want toen Hij besloten had de verlamde man te genezen, zei Hij: ‘Je zonden zijn je vergeven.’ Mattheüs 9:2 Daarmee richtte Hij het hart omhoog, op wat we vooral moeten wensen: dat God ons in genade aanneemt. Pas daarna schenkt Hij ons de vrucht van de verzoening door ons hulp te bieden.
Verder mag naast deze speciale belijdenis van tegenwoordige schuld, waarmee de gelovigen smeken om vergeving voor elke schuld en kwijtschelding van de straf, ook nooit de algemene inleiding weggelaten worden, waarmee we God gunstig stemmen voor onze gebeden. Want onze gebeden zullen God nooit bereiken als ze niet gebaseerd zijn op gratis barmhartigheid. Daarop kunnen we deze woorden van Johannes laten slaan: ‘Als we onze zonden belijden, is Hij trouw en rechtvaardig om onze zonden te vergeven en om ons te reinigen van alle onrechtvaardigheid.’ 1 Johannes 1:9 Daarom moesten de gebeden onder de wet geheiligd worden door een zuivering met bloed. Pas dan zouden ze aanvaardbaar zijn. En zo moest het volk eraan herinnerd worden dat ze zo’n eervol voorrecht pas waard waren als ze gezuiverd waren van alle onreinheid en dat het vertrouwen om de bidden alleen gebaseerd was op Gods barmhartigheid.