Misschien werpt nu iemand tegen dat we er niet altijd evenveel behoefte aan hebben om te bidden. Ik erken dat. Jacobus leert ons een nuttig onderscheid: ‘Is er onder jullie iemand die lijdt? Laat hij bidden. Laat wie opgewekt is, zingen.’ Jacobus 5:13 Gezond verstand leert ons dus dat we, gezien onze laksheid, sterker door God geprikkeld worden om flink te bidden naarmate het harder nodig is. David noemt dit de geschikte tijd. Want zoals hij ook in andere passages leert, hoe zwaarder we gebukt gaan onder moeiten, ongemakken, angsten en andere soorten beproevingen, hoe vrijer de toegang voor ons open staat. Het is zelfs alsof God ons dan bij zich nodigt! Psalm 32:6
Ondertussen is niet minder waar wat Paulus zegt: je moet altijd bidden, Efeziërs 6:18; 1 Thessalonicenzen 5:17 ook als de dingen voorspoedig en naar wens gaan. Zelfs al worden we van alle kanten omringt door redenen tot blijdschap, toch is er nooit een moment waarop onze armoede ons niet aanspoort om te bidden. Misschien heeft iemand een overvloed aan wijn en tarwe. Maar hij kan geen hap brood genieten zonder Gods continue genade. Daarom zullen zijn volle kelders en schuren hem niet verhinderen om te bidden voor zijn dagelijks brood. En als we verder bedenken hoeveel gevaren ons elk ogenblik bedreigen, leert de angst zelf ons dat we nooit een moment mogen nalaten om te bidden.
In geestelijke dingen kunnen we dit echter gemakkelijker begrijpen. Want we zijn ons bewust van vele zonden. Wanneer laten die ons zonder zorgen, zodat we niet nederig zouden bidden om kwijtschelding van schuld en straf? Wanneer staan de verleidingen ons een wapenstilstand toe, zodat we niet haastig hulp hoeven te zoeken? Bovendien moet het verlangen naar Gods koninkrijk en zijn glorie ons niet zo nu en dan, maar continu zo sterk aantrekken dat we ook daarom altijd reden hebben om te bidden.
Het is dus niet voor niets dat ons zo vaak opgedragen wordt om continu te bidden. Ik heb het nu nog niet over het volhouden dat later aan de orde komt. Maar als de Schrift ons aanspoort om continu te bidden, beschuldigt ze ons van zorgeloosheid. Want we beseffen niet hoe nodig het voor ons is dat we daar ijverig ons best voor doen.
Deze regel maakt radicaal een eind aan huichelarij en slinks God voorliegen. God belooft dat Hij dichtbij is bij allen die Hem oprecht aanroepen Psalm 145:18 en dat wie Hem met heel hun hart zoeken, Hem zullen vinden. Jeremia 29:13 Daar ben je zeker niet op uit als je geniet van je onreinheid. Juist bidden vraagt daarom om berouw.
Vandaar dat er in de Schrift zo vaak gezegd wordt dat God niet luistert naar misdadige mensen Johannes 9:31 en dat hun gebeden, net als hun offers, weerzinwekkend zijn. Spreuken 28:9; 15:8; 21:27 Want het is wel zo eerlijk dat wie hun hart sluiten, Gods oren gesloten vinden en dat wie met hun koppigheid Gods strengheid uitdagen, merken dat God onverzettelijk is. Bij Jesaja dreigt God: ‘Als jullie nog meer gaan bidden, zal ik niet luisteren. Want jullie handen zitten onder het bloed.’ Jesaja 1:15 En bij Jeremia: ‘Ik heb geroepen, maar zij hebben niet willen luisteren. Zij zullen van hun kant roepen, maar ik zal niet naar hen luisteren.’ Jeremia 11:7-11 Want God beschouwt het als een enorme belediging als goddelozen hun mond vol hebben van zijn verbond, terwijl ze met heel hun leven zijn heilige naam besmeuren.
Daarom klaagt Hij bij Jesaja dat de Joden wel met hun lippen naar Hem toekomen, maar dat ze hun hart ver bij Hem vandaan houden. Jesaja 29:13 Dat beperkt Hij niet alleen tot het bidden. Nee, Hij verzekert dat Hij in het dienen van Hem huichelarij in elk opzicht heel erg vindt. Daarop slaat deze uitspraak van Jacobus: ‘Jullie bidden wel, maar jullie krijgen niet. Want jullie bidden verkeerd, om wat jullie krijgen te besteden aan jullie genot.’ Jacobus 4:3
Het is wel waar dat de gebeden die de vromen uitstorten niet gebaseerd zijn op wat ze waard zijn. Dat zullen we straks opnieuw zien. Toch is de volgende waarschuwing van Johannes niet overbodig: ‘Als we iets bidden, zullen we het van Hem krijgen, omdat we ons aan zijn geboden houden.’ 1 Johannes 3:22 Immers, een kwaad geweten doet de deur voor ons dicht. En dat betekent dus dat alleen de meest oprechte dienaren van God bidden zoals het hoort en verhoord worden. Dus ieder die gaat bidden, moet een hekel hebben aan zijn zonden en de rol en houding van een bedelaar aannemen. En dat is iets dat niet kan zonder berouw.