Dit moet de tweede regel zijn: als we bidden, moeten we altijd oprecht onze gebrekkigheid voelen. En in het besef dat we alles wat we vragen echt nodig hebben, moeten we ons gebed gepaard laten gaan met een brandende begeerte om het ook echt te krijgen.
Immers, velen zeggen gebeden op volgens een formule. Het is net alsof ze zich er zo vanaf te maken, alsof ze een bepaalde verplichting nakomen voor God. Ze erkennen wel dat het een onmisbaar hulpmiddel is tegen hun rampen. Want als ze de hulp van God, die ze inroepen, zouden missen, zou dat de ondergang brengen. Maar toch blijkt dat ze deze taak verrichten uit gewoonte. Want ondertussen blijft hun hart koud en ze denken er niet over na wat ze vragen. Ze worden er wel toe gebracht door een algemeen en verward besef van hun nood. Maar het zet hen er niet toe aan om verlichting te zoeken voor hun ellende alsof dat iets dringends is.
Bovendien, wat is voor God erger of afschuwelijker dan huichelarij? Dat iemand vergeving vraagt voor zijn zonden, terwijl hij ondertussen denkt dat hij geen zondaar is, of in elk geval er niet aan denkt dat hij een zondaar is? Het staat toch buiten kijf dat dat een bespotting is van God zelf? Toch zit het menselijk geslacht, zoals ik zo pas zei, zo vol slechtheid dat ze, alleen om deze verplichting na te komen, vaak heel veel van God vragen dat ze volgens hun overtuiging buiten zijn vrijgevigheid om ergens anders vandaan krijgen of al in hun bezit hebben. Anderen bedrijven een zonde die minder erg lijkt, maar toch even onacceptabel is: ze mompelen gebeden zonder erbij na te denken. Want ze zijn alleen doordrongen van dit principe: je moet God gunstig stemmen door te bidden.
Maar de vromen moeten vooral oppassen dat ze God niet onder ogen komen om iets anders te vragen dan wat ze echt heel graag willen hebben en wat ze tegelijk ook graag van Hém willen krijgen. Dat geldt zelfs voor dingen die we alleen vragen om God te eren en die op het eerste gezicht niets bijdragen voor wat wij nodig hebben. Ook om zulke dingen moeten we niet vragen met minder brandend en hevig verlangen. Bijvoorbeeld als we bidden of Gods naam geheiligd mag worden. Mattheüs 6:9; Lucas 11:2 Dan moeten we als het ware honger en dorst hebben naar die heiliging.