Zoals ik gezegd heb, correspondeert de zesde bede met de belofte die God ons gedaan heeft over het graveren van zijn wet in ons hart. Hij heeft die belofte ook uitgevoerd. Maar wij gehoorzamen God niet zonder continu oorlog te voeren en zware gevechten te leveren. Daarom bidden we hier of we voorzien mogen worden van wapens en beschermd mogen worden door hulp. Dan zijn we in staat om de overwinning te behalen.

Dat herinnert ons eraan dat we niet alleen de genade van de Geest nodig hebben om ons hart vanbinnen te verzachten, te buigen en te richten zodat we God gaan gehoorzamen. We hebben ook zijn hulp nodig om daardoor onoverwinnelijk te worden tegenover alle aanvallen en hevige aanvechtingen van Satan.
Nu zijn er veel verschillende vormen van verleidingen. Immers, de verkeerde ideeën van ons hart zijn verleidingen. Die zetten ons ertoe aan om de wet te overtreden. Ze worden ons ingegeven door onze eigen hartstochtelijke begeerten of ze worden opgewekt door de duivel. Jacobus 1:2; 1:14; Mattheüs 4:1-3; 1 Thessalonicenzen 3:5 Maar ook dingen die op zichzelf van nature niet slecht zijn, worden toch verleidingen door de list van de duivel, als we door de aanblik daarvan worden afgetrokken van God en van Hem afwijken.
En deze verleidingen komen van rechts of van links. Van rechts komen rijkdom, macht en eer. Vaak verblinden ze de mensen met hun schittering en goede schijn en trekken hen aan door hun verleidelijkheid. Door zulke goocheltrucs gevangen en door zo’n zoetheid dronken gevoerd, vergeten ze dan hun God. Van links komen armoede, beledigingen, verachting, verdrukkingen en meer van zulke dingen. Die kwetsen de mensen met hun bitterheid en moeiten, zodat ze de moed verliezen, hun vertrouwen en hoop laten varen en uiteindelijk volledig van God vervreemden.
Deze twee soorten verleidingen, die óf door onze eigen hartstochtelijke begeerten in ons ontbranden, óf door de sluwheid van de Satan aan ons gepresenteerd worden, voeren oorlog tegen ons. We bidden God, onze Vader, of Hij niet wil toelaten dat we eraan toegeven, maar of Hij ons juist wil ondersteunen en oprichten. Dan kunnen we, sterk dankzij zijn kracht, stevig standhouden tegen alle aanvallen van de boze vijand. Welke gedachten hij ook in ons hart laat binnenkomen. En we bidden of we alles wat ons van beide kanten gepresenteerd wordt, voor het goede mogen gebruiken. Dat wil zeggen: dat we niet verwaand worden door voorspoed en terneergeslagen raken door tegenspoed.
Toch vragen we hier niet of we helemaal geen verleidingen meer hoeven te leren kennen. Want we hebben het hard nodig om daardoor extra geprikkeld en aangespoord te worden. Anders zouden we veel te laks en te slap zijn. David wilde immers niet voor niets graag getest worden. Psalm 26:2 En de Heer testte zijn uitverkorenen niet zonder reden elke dag door hen te tuchtigen met armoede, verdrukkingen en andere soorten kruis.
Maar de Heer test op een andere manier dan Satan. Satan doet het om de uitverkorenen te gronde te richten, verloren te laten gaan, in verwarring te brengen en omver te halen. Maar God doet het omdat zo’n test bewijs oplevert van hun oprechtheid en omdat het een training is die hun kracht versterkt. Zo doodt Hij hun vlees, Hij laat het uitkoken en uitbranden. Want als het niet op die manier bedwongen werd, zou het overmoedig worden en veel te onbesuisd tekeergaan. Bovendien valt Satan degenen aan die ongewapend en onvoorbereid zijn, om hen onverhoeds onderuit te halen. Maar God geeft tegelijk met de beproeving ook de uitkomst, zodat de zijnen geduldig alles kunnen verdragen wat Hij naar hen toezendt. 1 Korinthiërs 10:13; 2 Petrus 2:9
Of we het woord ‘boze’ opvatten als de duivel of als de zonde, doet er weinig toe. Satan is weliswaar zelf de vijand die op ons leven loert. Maar Hij is voor onze ondergang gewapend met de zonde.
Dit is dus ons verzoek: of we niet door verleidingen overwonnen en overvallen mogen worden, maar door de kracht van de Heer tegen alle vijandige machten die ons bestormen stevig stand mogen houden. Dat wil zeggen: dat we niet bezwijken onder de beproevingen. En of Hij ons in zijn trouwe bescherming wil nemen zodat we de overhand houden over zonde, dood, de poorten van de hel en heel het rijk van de duivel. Dat wil zeggen: dat we verlost worden van de boze.
En daarbij moeten we er ook goed op letten dat wij met onze krachten niet in staat zijn om te strijden met de duivel, zo’n groot krijgsman, en zijn geweld en aanval te verduren. Anders zouden we voor niets aan God vragen wat we zelf hebben. Dan zouden we een spelletje met Hem spelen. Als je je op zo’n strijd voorbereid vol vertrouwen op jezelf, dan besef je echt niet genoeg met wat voor strijdlustige en goed uitgeruste vijand je te maken hebt. Nu vragen we of we uit zijn macht bevrijd mogen worden als uit de muil van een woeste en brullende leeuw. 1 Petrus 5:8 Want als de Heer ons niet midden uit de dood zou wegrukken, zouden we meteen door zijn tanden en klauwen verscheurd en door zijn keel verslonden worden. Toch weten we tegelijk ook: als de Heer ons bijstaat en voor ons strijdt terwijl wij zwijgen, dan zullen wij in zijn kracht dappere dingen doen. Psalm 60:14 Anderen mogen, zoveel ze willen, vertrouwen op de vermogens en krachten van hun eigen vrije wil, die ze zelf denken te hebben. Maar voor ons moet het genoeg zijn dat we alleen door Gods kracht standhouden en sterk zijn.
Deze bede omvat echter meer dan op het eerste gezicht lijkt. Want als Gods Geest onze kracht is om de strijd met Satan te kunnen voeren, zullen we de overwinning pas behalen als we vervuld zijn met die Geest en alle zwakheid van ons vlees hebben uitgetrokken. Als we bidden of we van Satan en de zonde verlost mogen worden, bidden we dus of we steeds opnieuw verrijkt mogen worden met nieuwe groei van Gods genade. Totdat we daar helemaal vol van zijn en over al het kwaad zegevieren.
Sommigen vinden het hard en stuitend om God te bidden of Hij ons niet in verleidingen wil brengen. Volgens Jacobus is het immers in strijd met zijn aard om ons in verleiding te brengen. Jacobus 1:13-14 Maar deze kwestie is al voor een deel opgelost doordat eigenlijk onze hartstochtelijke begeerten de oorzaak zijn van alle verleidingen die ons overwinnen. Die krijgen daarom de schuld daarvan. Jacobus wil alleen maar zeggen dat het geen zin heeft en onterecht is om onze zonden toe te schrijven aan God. We zijn gedwongen onszelf die aan te rekenen, omdat we ons ervan bewust zijn dat wij er zelf schuldig aan zijn.
Maar dat verhindert niet dat God ons, als Hij dat goed vindt, aan Satan kan overleveren. Dan werpt Hij ons in onze bedorven zinnen en schandelijke begeerten. Zo brengt Hij ons in verleiding door een oordeel dat weliswaar rechtvaardig, maar toch vaak verborgen is. Want voor mensen is de reden vaak verborgen, ook al is die voor Hem zeker. Daaruit kun je opmaken dat het geen oneigenlijke manier van spreken is. Als we er maar van overtuigd zijn dat God niet voor niets zo vaak dreigt dat het vast bewijzen van zijn straf zijn als de verworpenen geslagen worden met blindheid en een verhard hart.