De eerste bede is of Gods naam geheiligd mag worden. Mattheüs 6:9 En de noodzaak van deze wens hangt samen met onze grote schande. Want wat is schandelijker dan dat Gods eer, voor een deel door onze ondankbaarheid, voor een deel door onze slechtheid, verduisterd wordt en door onze brutaliteit en woedende onbeschaamdheid, voor zover wij dat kunnen, vernietigd wordt? Ook al maken alle goddelozen rumoer met hun heiligschennende wellust, toch schittert de heiligheid van Gods naam. Niet voor niets roept de profeet uit: ‘Zoals uw naam is, God, zo is uw roem tot aan de einden van de aarde.’ Psalm 48:11 Want overal waar God bekend wordt, openbaren zich onvermijdelijk zijn goede eigenschappen: zijn kracht, goedheid, wijsheid, rechtvaardigheid, barmhartigheid en waarheid. Die brengen ons ertoe Hem te bewonderen en zetten ons ertoe aan zijn glorie te prijzen. Wij kunnen Gods heiligheid niet verdedigen. Maar omdat die op aarde zo schandelijk van Hem gestolen wordt, krijgen we in elk geval het bevel door onze gebeden de zorg voor Gods heiligheid op ons te nemen.
De kern is dat we wensen dat God de eer krijgt die Hij waard is. Dat de mensen nooit over Hem spreken of denken zonder de grootst mogelijke eerbied. Daar tegenover staat de ontheiliging van zijn naam, die altijd veel te wijd verbreid is en ook nu nog in de wereld woedt. Vandaar dat deze bede nodig is. Als er alleen maar een middelmatige vroomheid in ons leefde, zou deze bede al overbodig moeten zijn. En Gods naam houdt zijn heiligheid als hij apart gezet wordt van alle andere namen en enkel glorie ademt. Daarom wordt ons hier niet alleen bevolen te bidden of God die heilige naam wil bevrijden van elke verachting en belediging, maar ook of Hij heel het menselijk geslacht wil dwingen tot eerbied voor die naam.
Verder openbaart God zich aan ons, voor een deel door zijn leer, voor een deel door zijn daden. Daarom kunnen we Hem alleen heiligen als we Hem op die beide punten geven waar Hij recht op heeft. We moeten alles wat van Hem komt, aanvaarden. We moeten zijn strengheid evengoed prijzen als zijn goedheid. Want in de grote variatie van zijn daden heeft Hij de kenmerken van zijn glorie gegrift. Het is terecht als alle tongen daardoor verleid worden om zijn lof te belijden. Zodoende krijgt de Schrift bij ons het gezag waar ze recht op heeft en vormt geen enkele ervaring voor ons een belemmering om God te loven zoals Hij in heel de loop van het wereldbestuur verdient.
Aan de andere kant is het ook de bedoeling van deze bede dat alle goddeloosheid die deze heilige naam besmeurt, omkomt en vernietigd wordt. Dat alle laster en spot die deze heiliging verduisteren of kleineren, uitgebannen worden. En dat de glorie van Gods majesteit steeds meer schittert, doordat God alle heiligschennis bedwingt.