Maar dat verhindert niet dat we specifiek voor onszelf en voor bepaalde anderen mogen bidden. Als we ons hart maar gericht houden op deze gemeenschap. We moeten ons daar niet van afkeren, maar alles daarop richten. Zulke gebeden worden dan wel gedaan voor specifieke personen, maar blijven dan toch algemeen, omdat ze op het algemene doel gericht worden.
Je kunt dit gemakkelijk begrijpen door middel van een vergelijking. Er is een algemeen gebod van God dat het gebrek van alle mensen verlicht moet worden. Toch gehoorzaam je dit gebod als je, gericht op dit doel, mensen te hulp komt in hun armoede van wie je weet of ziet dat ze gebrek lijden. Ook al passeer je velen die niet minder in problemen zitten, omdat je hen niet allemaal kent, of omdat je niet iedereen kunt helpen. Op deze manier ga je niet in tegen Gods wil als je de algemene gemeenschap van de kerk in het oog houdt en daaraan denkt en dan specifiek voor bepaalde personen bidt. Als je met een hart vol liefde voor iedereen, aan God uitdrukkelijk jezelf of anderen opdraagt. Want God heeft gewild dat de nood van hen jou speciaal bekend is.
Echter, bidden en het geven van financiële hulp zijn niet in alle opzichten gelijk. Want welwillend geven kan alleen aan mensen van wie we gezien hebben dat ze arm zijn. Maar met gebed kunnen we zelfs mensen helpen die ons totaal vreemd of onbekend zijn, hoe groot de afstand ook is die ons op aarde van hen scheidt. Dat gebeurt door een algemene gebedsformule die al Gods kinderen omvat, waar ze ook bij horen.
Hierop kunnen we de aansporing van Paulus laten slaan aan de gelovigen van zijn tijd: ze moeten overal schone handen opheffen, zonder ruzie. 1 Timotheüs 2:8 Paulus waarschuwt dat tweedracht de deur sluit voor hun gebeden. Daarom wil hij dat ze hun gebed eensgezind gebruiken voor het algemeen nut.