3.20.21 – Geen voorbede door gestorven heiligen

0
467

Wat betreft de heiligen die, in hun vlees gestorven, in Christus leven: als we hun toeschrijven dat ze nog steeds bidden, moeten we ons niet inbeelden dat zelfs zij langs een andere weg tot God kunnen bidden dan via Christus – de enige weg – of dat hun gebeden in naam van iemand anders voor God acceptabel kunnen zijn. De Schrift roept ons allemaal van ieder ander terug naar Christus alleen. Want de Vader wil alles samenbrengen in Hem. Daarom zou het veel te dwaas zijn – om niet te zeggen: krankzinnig – als we toegang willen krijgen via deze heiligen en ons laten afleiden van Christus. Ook voor hen staat er zonder Christus geen enkele toegang open.

Maar wie zou kunnen ontkennen dat dit wel enkele eeuwen geprobeerd is en ook nu nog geprobeerd wordt, overal waar het pausdom regeert? Om God gunstig te stemmen worden steeds opnieuw de verdiensten van de heiligen aan Hem opgedrongen. En meestal wordt in hun naam tot God gebeden, terwijl Christus gepasseerd wordt. Ik vraag je: draag je dan de taak van enige voorbidder, die ik hierboven aan Christus heb toegekend, niet over op hen?

Bovendien, welke engel of geest heeft ooit een van de mensen iets verteld over zo’n soort voorbede als zij verzinnen? Er staat immers niets over in de Schrift! Welke reden is er dan geweest om dit te verzinnen? Natuurlijk, als het menselijk verstand zo naar hulpmiddelen zoekt die Gods Woord ons niet biedt, dan verraadt dat duidelijk een gebrek aan vertrouwen.

Moeten we ons beroepen op het geweten van al degenen die graag een beroep doen op de voorbede van de heiligen? Dan zullen we merken dat dit alleen maar voortkomt uit angst. Alsof Christus op dit punt tekort zou schieten of te streng zou zijn.

In de eerste plaats onteren ze Christus door die angstvalligheid. Ze beroven Hem van de titel ‘enige middelaar’. Die titel heeft de Vader Hem gegeven als een bijzonder voorrecht en die mag niet zomaar aan een ander worden gegeven. En ze verduisteren hierdoor juist de glorie van zijn geboorte en doen zijn kruisdood teniet. Kortom, alles wat Hij gedaan of geleden heeft, ontdoen en beroven zij van zijn lof. Immers, alles is erop gericht dat Hij de enige middelaar is en als de enige middelaar erkend wordt.

Bovendien verwerpen ze Gods welwillendheid. Hij biedt zich aan hen aan als Vader. Maar Hij is geen Vader voor hen als ze niet erkennen dat Christus hun broer is. En dat ontkennen ze pertinent als ze niet beseffen dat Hij hen als een broer liefheeft en koestert, de zachtste en tederste liefde die er bestaat!

Daarom biedt de Schrift ons alleen Hem aan. Ze stuurt ons naar Hem en richt ons oog op Hem. Ambrosius zegt: ‘Hij is onze mond. Via Hem spreken wij met de Vader. Hij is ons oog. Via Hem zien wij de Vader. Hij is onze hand. Via Hem offeren wij aan de Vader. En als Hij niet tussenbeide kwam, zouden wij en welke heilige ook geen enkele gemeenschap met God hebben.’1

Als ze daartegen inbrengen dat hun openbare gebeden in de kerk eindigen met: ‘Door Christus, onze Heer,’ dan is dat een waardeloos excuus. Want als je Christus’ voorbede vermengd met gebeden en verdiensten van doden, wordt die evengoed ontheiligd als wanneer je die volledig zou weglaten en het alleen over de doden zou hebben. Bovendien, in al hun klaagzangen, liederen en opgezegde gebeden waarin dode heiligen alle mogelijke eer wordt toegekend, wordt over Christus met geen woord gerept.

1Ambrosius van Milaan, De Isaac et anima, 8,75.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in