Christus is dus de enige weg en de enige toegang waarlangs wij naar God mogen gaan. Daarom blijft er voor degenen die van deze weg afgaan en deze toegang verlaten, geen enkele weg of toegang meer over. Voor hen is er op zijn troon niets anders over dan woede, oordeel en verschrikking. Kortom, de Vader heeft Christus bestempeld als hoofd en gids. Degenen die op wat voor manier ook van Hem afwijken of zich van Hem afkeren, proberen dat stempel dat God in Hem gedrukt heeft, dus te vernietigen en te vervalsen, voor zover ze dat kunnen.
Christus is dus aangesteld als de enige middelaar. Door zijn voorbede is de Vader ons genadig en laat Hij zich overhalen. Maar ondertussen mogen ook heiligen ook zelf voorbede doen. Ze mogen elkaars welzijn over en weer bij God aanbevelen. De apostel Paulus noemt dat. 1 Timotheüs 2:1 Maar deze voorbedes zijn wel van die ene voorbede afhankelijk. Het is absoluut niet zo dat ze daar iets van zouden afdoen! Ze komen immers op uit het gevoel van liefde waarmee we elkaar over en weer omhelzen als ledematen van één lichaam. Daarom verwijzen ze ook naar de eenheid met het hoofd. Ook deze voorbedes gebeuren in Christus’ naam. Wat verklaren we er dan anders mee dan dat niemand geholpen kan worden door wat voor gebed ook, als Christus niet tussenbeide komt? De voorbede van Christus verhindert dus niet dat wij in de kerk elkaar ook over en weer te hulp komen door te bidden. Maar dan moet wel overeind blijven dat alle voorbedes van heel de kerk gericht moeten zijn op die ene voorbede.
En daarom moeten we vooral oppassen voor ondankbaarheid. Want God, die het ons vergeeft dat we het niet waard zijn, staat het ons niet alleen toe dat we ieder voor onszelf bidden, maar laat ook toe dat we voor elkaar bidden. God heeft dus advocaten aangesteld voor zijn kerk die het terecht zouden verdienen om, als ze alleen voor zichzelf zouden bidden, afgewezen te worden. Wat zou het dan hoogmoedig zijn als ze deze vrijgevigheid dat we voor elkaar mogen bidden, zouden misbruiken om Christus’ eer te verduisteren!