Verder moeten we erop letten dat wat ik heb uitgelegd over de vier regels om juist te bidden niet heel erg streng geëist wordt. Het is niet zo dat God gebeden negeert als Hij daarin geen volmaakt geloof of berouw vindt, dat gepaard gaat met enthousiaste ijver en juist opgestelde wensen.
Ik heb gezegd dat het gebed een vertrouwelijk gesprek is tussen de vromen en God, maar dat we daarbij toch eerbiedig moeten zijn en ons moeten beheersen. We mogen niet allerlei wensen van ons de vrije teugel laten. We mogen niets anders verlangen dan wat God toestaat. Ook heb ik gezegd dat we ons hart omhoog moeten richten en Gods majesteit zuiver en rein moeten vereren. Anders zouden we zijn majesteit minachten. Maar niemand heeft dit ooit zo zuiver gedaan als gepast zou zijn!
Want – ik heb het nu maar niet over gewone mensen – uit hoeveel klachten van David blijkt geen gebrek aan zelfbeheersing? Niet dat hij expres klaagt over God of tegen Gods oordelen ingaat. Maar hij bezwijkt door zijn zwakheid en vindt geen betere troost dan zijn verdriet en pijn in Gods schoot werpen. Ja, God accepteert zelfs ons gestamel en vergeeft onze domheid, telkens als ons iets onbedachtzaams ontvalt. Zonder deze welwillendheid zouden we nooit de vrijheid hebben om te bidden. Bovendien wil David zich echt helemaal onderwerpen aan Gods oordeel. Hij bad met een geduld dat even groot was als zijn verlangen om te krijgen. Maar ondanks dat duiken, ja bruisen er soms onstuimige emoties op die ver verwijderd zijn van de eerste regel die ik genoemd heb.
Vooral uit het slot van Psalm 39 kun je zien door wat voor hevig verdriet deze heilige man werd meegesleept, zodat hij zichzelf niet meer in de hand had. Hij zegt: ‘Keer U van mij af, voordat ik verdwijn en er niet meer ben.’ Psalm 39:14 Je zou kunnen zeggen dat hij als een wanhopig mens wil dat Gods hand hem met rust laat en hij in zijn ellende mag wegkwijnen. Niet dat hij met een hart vol twijfel bewust te ver gaat of, zoals verworpenen altijd doen, wil dat God weggaat. Nee, hij klaagt alleen dat Gods woede voor hem ondraaglijk is.
Tijdens zulke beproevingen ontvallen heiligen ook vaak wensen die niet goed gevormd zijn volgens de regel van Gods Woord. Ze denken er dan te weinig over na wat wel en niet is toegestaan en wat wel en niet nuttig is. Alle gebeden die met deze gebreken besmeurd zijn, verdienen het om afgewezen te worden. Maar als heiligen alleen maar zuchten, zichzelf erom berispen en meteen weer tot bezinning komen, vergeeft God het hun.
Zo zondigen ze ook tegen de tweede regel. Want ze hebben vaak te kampen met hun kilheid. Hun armoede en ellende prikkelt hen niet sterk genoeg om serieus te bidden. Bovendien gebeurt het vaak dat hun geest verslapt en haast uitdooft. Ook wat dat betreft hebben ze dus vergeving nodig. Anders zouden hun slappe, verminkte, onderbroken of dwalende gebeden afgewezen worden. God heeft het de mensen van nature in het hart gegeven dat hun gebeden alleen legitiem zijn als ze hun hart omhoog richten. Vandaar het ritueel van het opheffen van de handen. Ik heb eerder al gezegd dat dat in alle tijden en bij alle volken gebruikelijk geweest is en dat is het nog. Maar hoe velen zijn er niet die zich, terwijl ze hun handen opheffen, toch niet bewust zijn van hun laksheid, omdat hun hart op de aarde gericht is!
Wat betreft het bidden om vergeving van de zonden: niemand van de gelovigen slaat dit onderdeel over. Maar wie echt getraind is in het bidden, voelt toch dat ze nauwelijks een tiende deel leveren van het offer waarvan David zegt: ‘Het offer dat God plezier doet is een gebroken geest. Een gebroken en verslagen hart zult U, God, niet negeren.’ Psalm 51:19 Daarom moeten ze dus steeds dubbel om vergeving vragen. In de eerste plaats omdat ze zich van vele zonden bewust zijn, ook al raakt het besef daarvan hen niet zo sterk dat ze zo ontevreden over zichzelf zijn als zou moeten. En omdat het hun gegeven is om te groeien in berouw en vrees voor God, moeten ze in de tweede plaats, verslagen onder terecht verdriet over hun misstappen, bidden of de wraak van de rechter hun niet zal treffen.
De gebeden van gelovigen worden het meest geschonden door de zwakheid van hun geloof of door hun onvolmaaktheid, als Gods welwillendheid hen niet te hulp komt. Maar het is niet vreemd dat God dit gebrek vergeeft. Want Hij traint de zijnen vaak door middel van harde lessen. Dan is het net alsof Hij met opzet hun geloof wil laten uitdoven. Dat is de zwaarste beproeving, als gelovigen worden gedwongen om uit te roepen: ‘Hoe lang zult U nog boos zijn over het gebed van uw knecht?’ Psalm 80:5 Alsof het bidden zelf God zou irriteren. En Jeremia zegt: ‘God heeft zijn oren voor mijn gebed gesloten. Klaagliederen 3:8 Ook dan valt er niet aan te twijfelen dat hij hevig ontsteld en geschokt is.
Er komen in de Schrift ontelbaar veel van dit soort voorbeelden voor. Daaruit blijkt dat het geloof van de heiligen vaak vermengd was met twijfels en daardoor geschokt werd. In hun geloof lieten ze dus toch nog een beetje ongeloof zien. Ze komen niet zover als te wensen zou zijn. Daarom moeten ze extra hun best doen om hun fouten te corrigeren en elke dag dichter bij de volmaakte regels van het bidden te komen. En ondertussen moeten ze beseffen hoe diep de ellende is waarin ze verzonken liggen. Zelfs door het gebruiken van de geneesmiddelen halen ze zich nog nieuwe ziekten op de hals! Er is immers geen enkel gebed waar God niet terecht een afkeer van zou hebben, als Hij zijn ogen niet sloot voor de vlekken waar ze allemaal mee bezaaid zijn.
Dat ik dit noem, is niet omdat gelovigen zorgeloos en toegeeflijk voor zichzelf zouden mogen zijn. Ik noem dit omdat ze zichzelf streng moeten berispen en hun best moeten doen om deze hindernissen te overwinnen. Satan probeert hun weliswaar alle wegen te versperren om hen van het bidden af te houden. Maar ze moeten door die versperringen heen breken in de vaste overtuiging dat God toch blij is met hun pogingen. Ook al kunnen ze zich niet ontdoen van alle hindernissen, toch accepteert God hun gebeden. Als ze maar hun best doen om het doel te bereiken dat ze niet meteen kunnen bereiken.