3.20.15 – Gebeden die niet gebaseerd zijn op een bevel of belofte van God

0
412

Hier rijst meer dan één vraag. Want de Schrift vertelt dat God soms een gebed verhoord heeft dat toch voortkwam uit een hart dat absoluut niet kalm of rustig was. Jotham had weliswaar een goede reden om de inwoners van Sichem te vervloeken met de ramp die hun later overkwam. Maar hij deed dat uit een driftige woede en wraakzucht. Richteren 9:20 Als God die vervloeking verhoort, lijkt Hij onbeheerste drift goed te keuren. Ook Simson liet zich meeslepen door een dergelijk vuur, toen hij zei: ‘Geef mij kracht, God, zodat ik me kan wreken op de onbesnedenen.’ Richteren 16:28 Er zat bij hem wel wat goede ijver bij, maar zijn drift en boosaardige begeerte naar wraak overheerste. Daaruit lijk je te kunnen concluderen dat gebeden toch effect hebben, zelfs al ze niet vallen binnen de kaders van wat het Woord voorschrijft.

Mijn antwoord is dat bijzondere voorbeelden een eeuwige regel niet annulleren. Bovendien hebben enkele mensen soms speciale gemoedsbewegingen gekregen, waardoor het met hen anders zit dan met de grote massa. Want we moeten letten op wat Christus antwoordde toen zijn leerlingen onbesuisd het voorbeeld van Elia wilden volgen. Hij zei tegen hen dat ze niet wisten wat voor geest ze hadden. Lucas 9:55

Maar we moeten nog een stapje verder gaan: niet alle gebeden die God verhoort, doen Hem ook plezier. Maar het is nodig dat uit duidelijke voorbeelden blijkt wat de Schrift leert: dat God ellendigen te hulp komt en luistert naar het zuchten van degenen die onrechtvaardig verdrukt worden en Hem te hulp roepen. Daarom voert Hij zijn oordelen uit als de klachten van hulpeloze mensen naar Hem opstijgen, ook al verdienen ze het niet om zelfs maar het kleinste beetje te krijgen. Immers, hoe vaak heeft God niet de wreedheid, roofzucht, gewelddadigheid, willekeur en andere misdaden van goddelozen bestraft, hun vermetelheid en razernij bedwongen en hun tirannieke macht omvergeworpen? Zo bewees Hij dat Hij hulp biedt aan degenen die onrechtvaardig verdrukt worden, zelfs als ze tot een onbekende God en dus alleen maar een slag in de lucht baden.

Er is één psalm die duidelijk leert dat gebeden die niet tot de hemel doordringen door geloof, toch effect hebben. Psalm 107 gooit op één hoop de gebeden waar zowel ongelovigen als vromen in hun nood als vanzelf toe gedwongen worden en laat zien dat uit de uitkomst blijkt dat God die gebeden toch genadig aanneemt. Is Hij hun zo goedgezind om daarmee te bewijzen dat die gebeden Hem plezier doen? Nee, Hij doet het om zijn barmhartigheid te benadrukken of in het licht te zetten, doordat zelfs aan ongelovigen niet geweigerd wordt wat ze verlangen. Bovendien wil God degenen die Hem oprecht dienen zo extra aanzetten tot bidden, doordat ze zien dat zelfs het kermen van goddelozen soms zin heeft.

Er is echter geen reden waarom gelovigen zouden afwijken van de regel die God hun heeft opgelegd. Ook hoeven ze niet jaloers te worden op ongelovigen, alsof die er zoveel mee gewonnen hebben als ze krijgen wat ze graag willen hebben.

Op deze manier, zo heb ik gezegd, werd God bewogen door het gehuichelde berouw van Achab. 1 Koningen 21:29 Door dit voorbeeld wilde Hij laten zien hoeveel aandacht Hij heeft voor de gebeden van zijn uitverkorenen als ze zich echt bekeren en naar Hem toekomen om zich met Hem te verzoenen. Daarom klaagt God in Psalm 106 over de Joden. Ze hadden ervaren dat Hij graag naar hun gebeden luisterde, maar kort daarna keerden ze weer terug naar de koppigheid van hun hart. Psalm 106:43 Dat blijkt ook duidelijk uit het verhaal van Richteren: telkens als ze huilden, ook al waren hun tranen niet gemeend, werden ze toch bevrijd uit de handen van hun vijanden. God laat zijn zon opgaan over goeden en slechten, zonder onderscheid. En zo negeert Hij dus ook niet het huilen van degenen die in hun recht staan en in hun moeilijkheden hulp verdienen. Maar ondertussen draagt zijn verhoring niet meer bij aan hun behoud dan het voedsel dat Hij uitdeelt aan degenen die zijn goedheid verachten.

Wat betreft Abraham en Samuël lijken lastiger vragen te rijzen. De eerste bad voor de inwoners van Sodom, zonder dat God iets gezegd had om hem daar bevel toe te geven. Genesis 18:23 De ander bad voor Saul, zelfs tegen een uitdrukkelijk bevel in. 1 Samuël 15:11; 16:1 Hetzelfde deed Jeremia. Hij bad of de stad niet verwoest zou worden. Jeremia 32:16 Hun gebeden zijn niet verhoord, maar toch kun je hun moeilijk geloof ontzeggen.

Maar ik hoop dat lezers met zelfbeheersing tevreden zullen zijn met de volgende oplossing. Ze baseerden zich op algemene principes. Volgens die principes beveelt God om ook barmhartigheid te bewijzen aan mensen die dat niet verdienen. Daarom zijn ze niet volledig zonder geloof geweest, ook al hadden ze zich in deze gevallen in hun mening vergist.

Augustinus zegt ergens verstandig: ‘Hoe kunnen de heiligen door geloof bidden als ze iets van God vragen dat ingaat tegen wat Hij besloten heeft? Dat kan omdat ze niet bidden in overeenstemming met Gods verborgen en onveranderlijke wil, maar in overeenstemming met de wil die Hij hun ingeeft. Dan verhoort Hij hen op een andere manier, zoals Hij in zijn wijsheid besluit.’1 Dat is juist gezegd. Want volgens zijn onbegrijpelijke plannen bestuurt God de uitkomst van de dingen zo dat de gebeden van de heiligen niet voor niets zijn. Zelfs al gaan ze behalve met geloof ook gepaard met dwaling. Maar toch mag het daarom nog geen reden zijn om hen daarin te imiteren. Evenmin verontschuldigt het die heiligen zelf. Want ik ontken niet dat ze een grens overschreden hebben.

Daarom moeten we, als we God bidden om iets dat Hij niet beloofd heeft, een voorwaarde toevoegen. Daarop slaat wat David zei: ‘Sta op, voor het oordeel dat U bevolen hebt.’ Psalm 7:7 Want hij geeft daarmee aan dat hij door een speciale uitspraak van God instructie gekregen had om te vragen om deze tijdelijke zegen. Anders zou hij zich daar niet zeker over gevoeld hebben.

1Augustinus, De civitate Dei XXII, 2,1-2.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in