Maar in een mensenhart wordt niet bij elk denkbaar woord van God geloof gewekt. Daarom moeten we nu nog onderzoeken waarop geloof eigenlijk let in het Woord. God zelf zei tegen Adam: ‘Je zult sterven.’ Genesis 2:17 God zelf zei tegen Kaïn: ‘Het bloed van je broer roept vanaf de aarde naar Mij.’ Genesis 4:10 Maar deze woorden kunnen op zichzelf geloof alleen maar aan het wankelen brengen. Ze zijn absoluut niet geschikt om geloof overeind te houden.
Ondertussen ontken ik niet dat geloof tot taak heeft om Gods waarheid te onderschrijven, telkens als Hij iets zegt, bij alles wat Hij zegt en op welke manier Hij het ook zegt. Maar ik stel alleen de vraag wat geloof in het Woord van de Heer kan vinden waar het op kan steunen en rusten. Als ons geweten alleen woede en straf ziet, dan kunnen we toch niet anders dan sidderen en beven? Dan moeten we toch wel voor God wegvluchten? En toch moeten we God in geloof opzoeken en niet voor Hem wegvluchten.
Blijkbaar hebben we dus nog geen volledige definitie van geloof. Want het min of meer kennen van wat God wil, mogen we nog niet beschouwen als geloof. Maar als we nu eens Gods welwillendheid of barmhartigheid in de plaats stellen van zijn wil? Het Woord geeft vaak een somber verhaal en een vreselijk bericht over wat God wil. Maar zijn welwillendheid en barmhartigheid brengen ons vast en zeker dichter bij de aard van geloof. Want als we geleerd hebben dat bij Hem ons behoud klaarligt, worden we gelokt om God te zoeken. En dat ons behoud bij Hem klaarligt, wordt ons verzekerd als Hij verklaart dat Hij ijverig voor ons behoud zorgt. Daarom is de belofte van de genade onmisbaar. Door die belofte verklaart God dat Hij voor ons een Vader is die ons goedgezind is. Wij kunnen niet op een andere manier bij God komen. Het hart van de mens kan alleen vertrouwen op genade.
Daarom wordt in de Psalmen in vele passages het tweetal barmhartigheid en waarheid aan elkaar verbonden. Ze hangen immers met elkaar samen. Want we zouden er niets mee opschieten om te weten dat God altijd de waarheid spreekt als Hij zich niet welwillend tot zich trok. En aan de andere kant zouden we zijn barmhartigheid niet kunnen omhelzen als Hij ons die niet aanbood in zijn Woord.
‘Uw waarheid en uw redding heb ik verkondigd. Uw goedheid en uw waarheid heb ik niet verzwegen. Laten uw goedheid en uw waarheid mij beschermen.’ Psalm 40:11-12 Ergens anders: ‘Uw barmhartigheid reikt tot in de hemel, uw waarheid tot aan de hoogste wolken.’ Psalm 36:6 En: ‘Alle wegen van de Heer zijn welwillendheid en waarheid voor wie zijn verbond bewaren.’ Psalm 25:10 En: ‘Zijn barmhartigheid overstelpt ons en de waarheid van de Heer blijft voor eeuwig.’ Psalm 117:2 En: ‘Ik zal uw naam loven, om uw barmhartigheid en om uw waarheid.’ Psalm 138:2
Ik som maar niet op wat je met dezelfde betekenis bij de profeten kunt lezen: God is barmhartig en zijn beloften zijn betrouwbaar. Ons geloof dat God ons goedgezind is, zou nergens op gebaseerd zijn als Hij niet van zichzelf getuigt dat Hij dat is en als Hij ons niet eerst uitnodigt. Alleen dan hoeven we er niet aan te twijfelen en is het duidelijk wat Hij wil. En we hebben al gezien dat Christus de enige waarborg van zijn liefde is. Zonder Christus zijn overal tekenen zichtbaar van Gods haat en boosheid.
Verder heeft het kennen van Gods goedheid maar weinig waarde als die kennis er niet voor zorgt dat we op Gods goedheid vertrouwen. Daarom moeten we van onze definitie van geloof de kennis uitsluiten die gepaard gaat met twijfel, die niet consistent is, maar zichzelf tegenspreekt. Echter, de mens kan met zijn verstand – blind en verduisterd als het is – absoluut niet zover doordringen en zo hoog opklimmen dat het Gods wil begrijpt. Ook kan de mens in zijn hart, dat continu in onzekerheid heen en weer geslingerd wordt, niet onbekommerd rusten in de overtuiging dat God goed is. Daarom moet de mens door iemand anders in zijn verstand verlicht en in zijn hart versterkt worden. Alleen dan gaan we Gods Woord pas echt geloven. Daarmee staat voor ons vast wat de juiste definitie is van geloof, als we zeggen: geloof is een vast en zeker weten dat God ons goed wil doen. Dat weten is gebaseerd op de waarheid van zijn belofte van genade in Christus en wordt door de Heilige Geest geopenbaard in ons verstand en bezegeld in ons hart.