3.2.6 – Geloof is onlosmakelijk verbonden met het Woord

0
394

Zo kennen we Christus echt: als we Hem aannemen zoals de Vader Hem ons aanbiedt. Dat wil zeggen: gekleed in het evangelie. Hij is het mikpunt waarop ons geloof gericht moet zijn. En we kunnen alleen recht op dat doel afgaan, als het evangelie voor ons uitgaat. En echt waar, in het evangelie worden voor ons de schatten van de genade geopend. Als die gesloten bleven, zou Christus ons maar weinig voordeel opleveren. Daarom maakt Paulus van geloof en onderwijs onafscheidelijke metgezellen als hij zegt: ‘Jullie hebben Christus zo niet leren kennen, als jullie tenminste geleerd hebben wat de waarheid in Christus is.’ Efeziërs 4:20-21

Toch beperk ik het geloof niet tot het evangelie. Ik erken dat wat Mozes en de profeten leerden, voldoende was voor het geloof. Maar in het evangelie wordt een meer volledige openbaring van Christus gegeven. Daarom noemt Paulus het evangelie terecht de leer van het geloof. 1 Timotheüs 4:6 En daarom zegt hij ook ergens anders dat met de komst van het geloof de wet is afgeschaft. Romeinen 10:4; Galaten 3:25 Met het woord ‘geloof’ bedoelt hij een nieuw en tot dan toe ongekend soort onderwijs. In dat onderwijs heeft Christus de barmhartigheid van de Vader beter uitgelegd en met nog meer zekerheid getuigd van onze redding, nadat Hij als leermeester verschenen is.

Maar dit is gemakkelijker te begrijpen als we tree voor tree afdalen van het algemene naar het specifieke. Dat is een methode die meer geschikt is.

Om te beginnen moeten we erop gewezen worden dat geloof continu in relatie staat tot het Woord. Geloof kan net zomin losgemaakt worden van het Woord als de stralen van de zon. Want dat is hun bron. Daarom roept God bij Jesaja: ‘Luister naar Mij en jullie ziel zal leven.’ Jesaja 55:3 En Johannes wijst dezelfde bron aan voor het geloof als hij zegt: ‘Deze dingen zijn opgeschreven zodat jullie geloven.’ Johannes 20:31 Ook de profeet zegt, als hij het volk wil oproepen om te geloven: ‘Vandaag, als jullie zijn stem horen.’ Psalm 95:7 En het woord ‘horen’ wordt op meerdere plekken gebruikt in de betekenis van ‘geloven’. Kortom, God onderscheidt bij Jesaja niet voor niets de kinderen van de kerk van degenen buiten de kerk door middel van dit kenmerk: Hij zal zijn kinderen allemaal onderwijzen zodat ze door Hem onderwezen zijn. Jesaja 54:13; Johannes 6:45 Want als God geen onderscheid maakt bij deze zegen, waarom zou Hij zijn Woord dan alleen tot zijn kinderen richten?

Hiermee is ook in overeenstemming dat de evangelisten op veel plaatsen de woorden ‘gelovigen’ en ‘leerlingen’ als synoniemen gebruiken. Vooral Lucas doet dat in de Handelingen van de apostelen. Sterker nog, hij gebruikt de aanduiding ‘leerling’ zelfs voor een vrouw. Handelingen 9:36

Daarom is geloof geen geloof meer als het ook maar een klein stukje afwijkt van het Woord als mikpunt waar het op gericht moet zijn. Dan wordt het een onzekere goedgelovigheid en een vluchtige dwaling van het verstand. Het Woord is tegelijk ook het fundament waarop het rust en waardoor het overeind blijft. Als geloof dat fundament loslaat, stort het in. Haal het Woord weg en er blijft geen geloof meer over. Ik heb het nu niet over de vraag of er mensenwerk nodig is om dat Woord te zaaien, zodat er geloof uit kan opschieten. Dat zal ik later behandelen. Maar ik zeg dat het Woord zelf, hoe het ook aan ons gebracht wordt, net een spiegel is waarin we in geloof God zien. Of God daar nu het werk van een mens voor gebruikt of dat Hij het alleen door zijn eigen kracht doet, altijd laat God zichzelf door zijn Woord zien aan degenen die Hij naar zich toe wil trekken.

Daarom definieert Paulus geloof als gehoorzaamheid aan het evangelie. Romeinen 1:5 En ergens anders prijst hij de Filippenzen om hun geloofsgehoorzaamheid. Filippenzen 2:17 Immers, in het geloofsinzicht gaat het er niet alleen om dat we weten dat er een God is. Het gaat er ook, ja zelfs vooral om dat we begrijpen wat Hij met ons wil. Het gaat er niet alleen om dat we weten wat voor iemand Hij zelf is, maar wie Hij voor ons wil zijn.

We weten nu dus al dat geloof de kennis is van wat God met ons wil, een kennis die we krijgen uit het Woord. En het fundament van die kennis is een vaste overtuiging van Gods waarheid. Zolang het hart met zichzelf in discussie is over die zekerheid, zal ook het Woord een twijfelachtig en zwak, of eigenlijk helemaal geen gezag hebben. Ook is het niet genoeg om te geloven dat God betrouwbaar is en dat Hij dus niet liegen of bedriegen kan, als je het niet boven elke twijfel verheven acht dat alles wat Hij zegt de onschendbare en onaantastbare waarheid is.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in