De scholastici willen de stevigheid van het geloof niet slechts van één kant ondermijnen. Daarom vallen ze die ook aan vanuit een andere hoek. Ze zeggen: ‘Je kunt een inschatting maken over Gods genade op basis van je tegenwoordige rechtvaardigheid. Maar of je zult volhouden, blijft tot het eind toe onbeslist.’ Wat rest ons dan een geweldig vertrouwen dat we gered zijn! Voor het moment kunnen we op grond van onze levenswandel raden dat God ons genadig is. Maar we weten niet hoe dat morgen zal zijn!
De apostel Paulus zegt iets heel anders: ‘Ik ben er zeker van dat engelen of heden of toekomst ons niet kunnen scheiden van de liefde waarmee de Heer ons omarmt in Christus.’ Romeinen 8:38-39 Zij proberen dit te omzeilen door een onzinnige oplossing. Ze kletsen dat de apostel dit wist op grond van een speciale openbaring. Maar ze worden zo in een hoek gedreven, dat ze onmogelijk kunnen ontkomen. Paulus heeft het hier immers over de zegeningen die het geloof alle gelovigen in het algemeen oplevert. Hij heeft het niet over speciale zegeningen die alleen hij ervaart.
Maar dezelfde apostel maakt ons ergens anders aan het schrikken door onze zwakheid en wankelmoedigheid te noemen. Hij zegt: ‘Wie staat, moet oppassen dat hij niet valt.’ 1 Korinthiërs 10:12 Dat is wel waar. Maar hij maakt ons hier niet zo aan het schrikken dat we de moed verliezen. We leren hiervan om nederig te worden onder de machtige hand van God. Zo legt Petrus het uit. 1 Petrus 5:6
Bovendien is het heel verkeerd om de zekerheid van het geloof te beperken tot een punt in de tijd! Het kenmerk van geloof is juist dat het over dit leven heenreikt naar de toekomstige onsterfelijkheid! Dankzij Gods genade en verlicht door zijn Geest genieten de gelovigen door geloof van de aanblik van het hemelse leven. Dat ze zich daarop beroemen is dus absoluut geen aanmatiging! Wie zich ervoor schaamt om dit te belijden, bewijst daarmee eerder hoe ondankbaar hij is, dan dat hij laat blijken hoe bescheiden of nederig hij is. Want met opzet onderdrukt hij Gods goedheid.