3.2.4 – Ons geloof is altijd beperkt

0
465

Ik geef toe dat geloof impliciet is zolang we als vreemdelingen in deze wereld verblijven. Niet alleen omdat er nog veel voor ons verborgen is, maar ook omdat veel dwalingen ons als wolken omhullen en we dus niet alles leren begrijpen. Want het toppunt van wijsheid voor de meest volmaakte mens is dat hij vooruitkomt en rustig en bescheiden nog verder probeert te komen.

Daarom spoort Paulus de gelovigen aan om bij kwesties waarover sommigen van mening verschillen met de rest, te wachten op een openbaring. Filippenzen 3:15 En inderdaad weten we uit ervaring dat we zolang we dit vlees nog niet uitgetrokken hebben, minder bereiken dan we zouden willen. Elke dag komen we bij het lezen veel onduidelijke passages tegen die ons laten beseffen hoe onwetend we zijn. Zo toomt God ons in om bescheiden te blijven. Hij geeft ieder een dosis geloof, Romeinen 12:3 zodat ook de beste leraar toch bereid blijft om te leren.

Van zo’n impliciet geloof kunnen we opmerkelijke voorbeelden vinden bij de leerlingen van Christus, voordat ze het volle licht gekregen hadden. We zien hoeveel moeite ze ermee hebben als ze alleen nog maar de eerste basisbeginselen proeven. Bij de kleinste dingen blijven ze steken. Ook al luisteren ze continu naar hun leermeester, toch boeken ze maar weinig vooruitgang. Ja, zelfs als ze aangespoord door de vrouwen naar het graf rennen, denken ze nog dat de opstanding van hun leermeester een droom is. Lucas 24:11-12

Christus had eerder verklaard dat zij geloofden. Daarom mogen we niet zeggen dat ze helemaal geen geloof hadden. Sterker nog, als ze er niet van overtuigd geweest waren dat Christus zou opstaan, zouden ze alle moed verloren hebben. Ook was het geen bijgeloof waardoor de vrouwen ertoe kwamen om met specerijen het lijk te balsemen van een gestorven mens, zonder enige hoop voor diens leven. Maar ook al geloofden ze zijn woorden, omdat ze wisten dat Hij altijd de waarheid sprak, toch was hun geloof gehuld in duisternis. Hun onwetendheid hield hun verstand bevangen en daarom stonden ze haast verbijsterd.

Daarom wordt er ook over hen gezegd dat ze pas geloofden toen ze daadwerkelijk gezien hadden dat Christus’ woorden waar waren. Niet dat ze toen pas begonnen te geloven. Maar toen ontkiemde het verborgen zaad van het geloof, dat als het ware afgestorven in hun hart lag, en het schoot op. Hun geloof was dus echt, maar impliciet. Want ze hadden Christus eerbiedig aanvaard als hun enige leraar. Vervolgens, toen Hij hun onderwijs gaf, stelden ze vast Hij hun redder was. Kortom, ze geloofden dat Hij uit de hemel gekomen was om door de genade van de Vader zijn leerlingen daar te verzamelen.

En hiervan kunnen we geen bewijs vinden dat voor ons dichter bij huis komt dan dit: bij iedereen is geloof altijd vermengd met ongeloof.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in