3.2.26 – Vrees voor God als Vader en als Heer

0
301

Verder getuigen alle heiligen in vele passages van de Schrift over de vrees voor de Heer. Soms wordt die vrees het begin van wijsheid genoemd en soms de wijsheid zelf. Psalm 111:10; Spreuken 1:7; 15:33; Job 28:28 Hoewel het om dezelfde vrees gaat, heeft die vrees toch een dubbele betekenis. Want God moet geëerd worden als Vader en als Heer. Wie Hem wil dienen zoals het hoort, doet dus zijn best om een gehoorzame zoon en een onderdanige slaaf te zijn. De gehoorzaamheid die we Hem betonen als Vader, noemt de Heer door de mond van de profeet Maleachi ‘eer’. De onderdanigheid die Hem bewezen wordt als Heer, noemt Hij ‘vrees’. ‘Een zoon,’ zegt Hij, ‘eert zijn vader en een slaaf eert zijn heer. Als Ik jullie Vader ben, waar is dan jullie eer voor Mij? Als Ik jullie Heer ben, waar is dan jullie vrees voor Mij?’ Maleachi 1:6

3.2.26 – Vrees voor God als Vader en als Heer

Maar ook al maakt de Heer onderscheid tussen die twee, toch zie je dat Hij ze aan elkaar verbindt. De vrees voor de Heer moet voor ons dus een eerbied zijn die bestaat uit eer en vrees. En het is niet zo vreemd als beide gevoelens voorkomen in dezelfde ziel. Want wie bij zichzelf bedenkt wat voor Vader God voor ons is, heeft reden genoeg om vooral bang te zijn dat hij God ergert, banger dan voor welke dood ook, zelfs al zou er geen hel zijn. Maar ons vlees heeft de losbandige neiging om onbeheerst te zondigen. Om die neiging op alle mogelijke manieren te beteugelen, moeten we tegelijk ook deze gedachte aangrijpen: de Heer onder wiens macht wij leven, vindt elke zonde afschuwelijk. Wie misdadig leeft, maakt Hem boos en kan zijn wraak niet ontlopen.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in