Om deze aanvallen te weerstaan wapent en versterkt geloof zich met het Woord van de Heer. En als ons geloof wordt aangevallen door zo’n soort aanvechting – dat God onze vijand is, omdat Hij boos is – dan antwoordt geloof dat Hij barmhartig is, zelfs wanneer Hij slaat. Want als Hij tuchtigt, komt dat eerder voort uit liefde dan uit woede. Als ons geloof getroffen wordt door de gedachte dat God alle onrechtvaardigheid wreekt, dan brengt geloof daartegen in dat er voor alle zonden vergeving klaarligt, telkens als een zondaar zich wendt tot Gods welwillendheid. Zo komt iemand met een vroom hart uiteindelijk toch alle moeilijkheden te boven, op wat voor vreemde manieren hij ook geschokt en gekweld wordt. Hij laat zich nooit het vertrouwen ontnemen op Gods barmhartigheid. Sterker nog, alle aanvechtingen die iemand met een vroom hart afmatten en uitputten leiden juist tot de zekerheid van dat vertrouwen.

Een bewijs hiervan is dat heiligen, als ze het meest in het nauw denken te zitten, toch hun klachten neerleggen voor God. En als het er het minst op lijkt dat hun gebeden verhoord worden, roepen ze God toch aan. Want wat zou het helpen om bij Hem te klagen, als ze geen troost van Hem verwachtten? Ze zouden er nooit toe komen Hem aan te roepen als ze niet geloofden dat Hij hulp voor hen had klaarliggen.
De leerlingen bijvoorbeeld die Christus berispt om hun kleingeloof, klaagden wel dat ze omkwamen. Maar toch riepen ze Hem om hulp. Mattheüs 8:25-26 En als Hij hen bestraft om hun kleingeloof, schrapt Hij hen niet uit het aantal van de zijnen. Hij rekent hen niet onder de ongelovigen. Hij spoort hen aan hun zonde van zich af te schudden. Daarom herhaal ik de verzekering die ik hierboven gegeven heb: de wortel van het geloof wordt nooit uitgeroeid uit een vroom hart. Het blijft juist vast verankerd zitten in het diepste deel van dat hart, hoe het ook geschokt wordt en heen en weer lijkt te buigen. Het licht van het geloof wordt nooit zover uitgedoofd of gedempt, of het blijft in elk geval smeulen als een vuur onder de as. Uit dit voorbeeld blijkt immers dat het Woord een onvergankelijk zaad is en daarom ook een onvergankelijke vrucht voortbrengt. Wat uit dit zaad uitspruit, verdort en vergaat nooit helemaal.
Immers, voor heiligen is de belangrijkste reden om te wanhopen dat ze – te oordelen op basis van wat hun overkomt – het gevoel hebben dat God hun ondergang bewerkt. En toch verzekert Job dat zijn hoop zover reikt dat zelfs als God hem zou doden, dat voor hem geen reden is om niet langer op God te blijven hopen. Job 13:15
Zo is het inderdaad. Ongeloof regeert niet in het hart van de vromen. Ongeloof bestrijdt hen van buitenaf. Het kan hen met zijn wapens niet dodelijk verwonden. Als het hen aanvalt, kan het hen hooguit op zo’n manier kwetsen dat de wond weer geneest. Want, zoals Paulus leert, het geloof is ons schild. Efeziërs 6:16 Als we dat schild ophouden tegen de wapens van het ongeloof, vangt het hun slagen op. Het weert ze volledig af, of in elk geval breekt het hun kracht, zodat ze niet kunnen doordringen tot de vitale delen. Als het geloof geschokt wordt, gaat het net als met een soldaat die door de zware inslag van een speer gedwongen wordt om zijn voet te verzetten en een stukje terug te wijken. Maar verder staat hij stabiel. En als het geloof zelf gewond raakt, is het net als met een schild dat door de inslag indeukt, maar niet doorboord wordt.
Want iemand met een vroom hart zal zich steeds zover los worstelen dat hij met David zegt: ‘Al zou ik wandelen tussen de schaduwen van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent bij mij.’ Psalm 23:4 Echt, wandelen in het donker van de dood is afschuwelijk. En het kan niet anders, of gelovigen sidderen daarvoor, hoeveel kracht ze ook hebben. Maar de sterkst aanwezige gedachte blijft dat God vlak bij hen is en dat Hij zorgt voor hun welzijn. Daarom maakt de angst meteen plaats voor een gevoel van veiligheid.
En zoals Augustinus zegt: de duivel kan nog zulke grote belegeringswerktuigen tegen ons in stelling brengen, maar als hij geen plaats inneemt in ons hart, waar ons geloof woont, dan is hij buitengesloten. Als je zo oordeelt op basis van de afloop, komen gelovigen niet alleen behouden uit elk gevecht tevoorschijn, zodat ze even later met hernieuwde kracht opnieuw klaar staan om het strijdperk te betreden. Ook wordt zo vervuld wat Johannes schrijft in zijn canonieke brief: ‘Dit is de overwinning die de wereld overwint: jullie geloof.’ 1 Johannes 5:4 Hij zegt immers niet dat het alleen maar zal standhouden in één gevecht of in enkele gevechten of tegen één aanval. Het zal de hele wereld overwinnen, al wordt het ook duizendmaal aangevallen!