Ik voeg hier de woorden ‘vast’ en ‘zeker’ aan toe, om zo extra duidelijk aan te geven dat deze overtuiging blijvend is. Voor geloof is een twijfelachtige en veranderlijke mening niet genoeg en evenmin een onduidelijk en vaag idee. Voor geloof is een volledige en vaste zekerheid nodig, zoals je die hebt over dingen die duidelijk gebleken en bewezen zijn. Want ons ongeloof zit diep geworteld in ons hart en we zijn er sterk toe geneigd. Daarom kan niemand zich zonder hevige worstelingen ervan overtuigen dat God betrouwbaar is. Vooral als het erop aankomt, komt ieders verborgen zwakheid aan het licht omdat hij wankelt.
Niet voor niets bevestigt de Heilige Geest het gezag van Gods Woord door middel van bijzondere lofredes. Hij wil de ziekte die ik noemde genezen, zodat wij Gods beloften volledig zouden geloven. ‘De woorden van Jehova zijn zuivere woorden,’ zegt David, ‘zilver, gesmolten in een aarden smeltkroes, zevenmaal gelouterd.’ Psalm 12:7 En: ‘Het woord van Jehova is gelouterd. Hij is een schild voor ieder die op Hem vertrouwt.’ Psalm 18:31 En Salomo bevestigt hetzelfde in vrijwel dezelfde woorden: ‘Elk woord van God is gelouterd.’ Spreuken 30:5 Maar vrijwel heel Psalm 119 is aan dit onderwerp gewijd. Daarom zou het overbodig zijn nog meer aan te halen. In elk geval verwijt God ons indirect ons ongeloof, telkens als Hij ons zijn Woord aanprijst. Want dat doet Hij met geen ander doel dan om de verkeerde twijfels uit te roeien uit ons hart.
Er zijn ook heel veel mensen die Gods barmhartigheid opvatten op een manier die hun slechts een minimale troost oplevert. Want tegelijk worden ze gekweld door een vreselijke angst, omdat ze eraan twijfelen of God hún wel barmhartig zal zijn. Ze denken dat ze er volledig van overtuigd zijn dat God welwillend is. Maar ze sluiten Gods welwillendheid op binnen veel te nauwe grenzen. Immers, ze denken bij zichzelf dat Gods welwillendheid weliswaar groot en overvloedig is en is uitgestort over veel mensen en voor iedereen beschikbaar is. Maar, denken ze bij zichzelf, het is onzeker of die welwillendheid ook hen zal bereiken, of beter gezegd: of zij Gods welwillendheid zullen bereiken.
Dit is slechts een halve redenering, omdat ze halverwege stil blijven staan. Op die manier worden ze niet versterkt met een rustig vertrouwen, maar gaan ze zich zorgen maken door ongeruste twijfels. Maar de Schrift kent aan geloof altijd een volledige zekerheid toe. Dat is dus iets heel anders: de zekerheid dat Gods goedheid, als die ons duidelijk gepresenteerd wordt, boven elke twijfel verheven is. Kolossenzen 2:2; 1 Thessalonicenzen 1:5; Hebreeën 6:11; 10:22 En dat kan niet zonder dat wij werkelijk voelen en in onszelf ervaren hoe heerlijk dat is.
Daarom leidt de apostel Paulus van geloof vertrouwen af en van vertrouwen vrijmoedigheid. Want hij zegt dat we door Christus vrijmoedig en vol vertrouwen toegang hebben door geloof in Hem. Efeziërs 3:12 Ongetwijfeld maakt hij met die woorden duidelijk dat we geen oprecht geloof hebben als we God niet onbekommerd onder ogen durven komen. En die vrijmoedigheid kan alleen voortkomen uit een vast vertrouwen dat God ons goedgezind is en ons redt. En dit is zo waar, dat voor ‘vertrouwen’ vaak het woord ‘geloof’ gebruikt wordt.