Maar je kunt dit alles gemakkelijk leren kennen als ik een heldere definitie heb gegeven van geloof, zodat de lezers begrijpen wat dat betekent en wat het inhoudt. En het is goed om terug te denken aan wat ik eerder verteld heb: in de wet schrijft God ons voor wat we moeten doen. Maar als we daar ook maar een klein beetje in tekortschieten, rust het vreselijke vonnis van de eeuwige dood op ons, dat de wet over ons uitspreekt.

In de tweede plaats heb ik gezegd dat het niet alleen moeilijk is om je aan de wet te houden zoals God dat eist, maar dat dat onze vermogens zelfs volledig te boven gaat. We zijn er totaal niet toe in staat! Daarom is er voor ons geen hoop meer op iets goeds en liggen we door God verlaten onder de eeuwige ondergang, als we alleen maar kijken naar onszelf en bedenken welke toestand in overeenstemming zou zijn met wat we verdienen.
In de derde plaats heb ik uitgelegd dat er één manier is van verlossing, één manier waarop we gered kunnen worden uit zo’n vreselijke ellende: als Christus, de verlosser, verschijnt. Door zijn hand heeft de hemelse Vader ons te hulp willen komen, omdat Hij ons in zijn oneindige goedheid en welwillendheid barmhartig wilde zijn. Maar dan moeten we zijn barmhartigheid wel met een vast geloof omhelzen en daar met een onwankelbare hoop op vertrouwen.
Nu moeten we echter nadenken over de vraag wat voor geloof ervoor nodig is om alle mensen die God tot zijn kinderen geadopteerd heeft het hemelse koninkrijk in bezit te laten krijgen. Want het staat vast dat niet elke opvatting of overtuiging in staat is om zoiets groots voor elkaar te krijgen. En nog zorgvuldiger en ijveriger moeten we bekijken en uitzoeken wat de juiste kenmerken zijn van geloof. Want op dit punt worden velen op een extra gevaarlijke manier misleid. Immers, een groot deel van de wereld heeft bij het horen van de term ‘geloof’ het idee dat dat niet meer betekent dan dat je instemt met het verhaal van het evangelie. Sterker nog, als op de scholen bij de behandeling van het geloof simpelweg God als het object daarvan genomen wordt, dan brengen ze ongelukkige mensen met loze speculaties op een dwaalspoor, in plaats van dat ze de mensen recht op het doel af leiden. Ik heb dat ergens anders al gezegd. Want God woont in een ontoegankelijk licht. 1 Timotheüs 6:16 Daarom is het nodig dat Christus tussenbeide komt.
Daarom noemt Christus zich ook het licht voor de wereld Johannes 8:12 en ergens anders de weg, de waarheid en het leven. Johannes 14:6 Want niemand kan tot de Vader – de bron van het leven – komen dan via Christus. Want alleen Christus kent de Vader en pas daarna kennen de gelovigen Hem, als Christus de Vader aan hen wil openbaren. Lucas 10:22
Om die reden verzekert Paulus dat hij niets de moeite waard vindt om te weten dan Christus. 1 Korinthiërs 2:2 En in Handelingen 20 vertelt hij dat hij het geloof in Christus gepredikt heeft. Handelingen 20:20-21 En ergens anders citeert hij Christus als volgt: ‘Ik zend je naar de heidenen zodat zij vergeving krijgen voor hun zonden en door geloof in Mij een erfdeel krijgen samen met de heiligen.’ Handelingen 26:17-18 Ook verklaart Paulus dat in de persoon van Christus Gods glorie ons tegemoet komt, oftewel dat in zijn gelaat het licht schijnt waardoor wij Gods glorie kennen. 2 Korinthiërs 4:6
Het is inderdaad waar dat geloof zich richt op de enige God. Maar daar moeten we wel aan toevoegen dat geloof Jezus Christus erkent die door God gezonden is. Johannes 17:3 Want als de glans van Christus ons niet verlichtte, zou God zelf voor ons diep verborgen zijn. De Vader heeft alles wat Hij had aan de eniggeboren Zoon toevertrouwd, omdat Hij zich in Hem wilde openbaren. Door Christus te laten delen in zijn goede gaven, toonde Hij een levensecht beeld van zijn glorie. Hebreeën 1:3 Ik heb gezegd dat de Geest ons hoort te trekken en aan te sporen om Christus te gaan zoeken. Zo moeten we ook gewaarschuwd worden dat de onzichtbare Vader nergens anders gevonden kan worden dan in dit beeld.
Augustinus spreekt hier heel mooi over. Als hij het erover heeft waar geloof op gericht moet zijn, leert hij dat we moeten weten wat onze bestemming is en langs welke weg we daar moeten komen. En meteen daarop concludeert hij dat degene die zowel God als mens is, de best begaanbare weg is tegen elke dwaling. Want God is de bestemming waar we heengaan en een mens is de weg waarlangs wij gaan. En alleen in Christus vind je die beiden.1
En als Paulus predikt dat we in God moeten geloven, wil hij daarmee niet onderuithalen wat hij zo vaak benadrukt: dat geloof alleen standhoudt in Christus. En Petrus voegt die twee dingen heel effectief samen als hij zegt dat wij door Christus in God geloven. 1 Petrus 1:21
1Augustinus, De civitate Dei XI, 2.