Het derde onderdeel van christelijke vrijheid is dat we in uiterlijke dingen, die erop zich zelf niet toe doen, voor God door geen enkele religieuze verplichting gebonden zijn. We mogen ze het ene moment gebruiken en het andere moment ongebruikt laten. Daarin hoeven we geen onderscheid te maken. En ook het kennen van deze vrijheid hebben we hard nodig. Want als we deze kennis niet hebben, zal ons geweten geen rust vinden en zal er geen eind komen aan alle vormen van bijgeloof.

Velen vinden het tegenwoordig maar overdreven dat we een discussie beginnen over het vrij eten van vlees, het vrij vieren van feestdagen, het vrij dragen van kleren en dergelijke. Zij vinden dat maar onbenullige dingen. Maar ze zijn belangrijker dan meestal gedacht wordt. Want als je je in je geweten eenmaal hebt laten strikken, stap je een lang en ingewikkeld doolhof binnen, waar je vervolgens niet gemakkelijk meer uit komt.
Stel dat iemand begint te twijfelen of hij voor lakens, hemden, zakdoeken en handdoeken wel linnen mag gebruiken. Vervolgens zal hij niet meer zeker weten of hij wel hennep mag gebruiken en uiteindelijk zal hij ook gaan twijfelen over grof vlas. Want hij zal zich gaan afvragen of hij niet zonder tafellakens kan eten en of hij zakdoeken niet kan missen. Stel dat iemand denkt dat voedsel dat iets luxer is, niet is toegestaan. Uiteindelijk zal hij niet meer met een voor God gerust geweten gewoon brood of eenvoudig voedsel kunnen eten. Want hij zal bedenken dat hij zijn lichaam ook wel kan onderhouden met nóg eenvoudiger voedsel. Stel dat hij twijfelt of hij wel een goede wijn mag drinken. Vervolgens zal hij ook geen slechte wijn meer kunnen drinken met een gerust geweten. Uiteindelijk zal hij zelfs geen water meer durven aanraken dat lekkerder en zuiverder is dan ander water. Kortom, het komt zover met hem dat hij gaat denken dat het niet is toegestaan om, zeg maar, over een dwarsliggend strootje te stappen.
Want ik begin hier geen debat zonder veel gewicht. Het draait om de vraag of God wil dat we dit of dat gebruiken. En al onze plannen en daden moeten geleid worden door zijn wil. Het kan niet anders of sommigen zinken als gevolg hiervan uit wanhoop in een bodemloze afgrond van verwarring. Anderen verachten God, schudden de vrees voor Hem van zich af en waar ze geen weg zien, banen ze voor zichzelf een weg door hun ondergang. Want als je in een dergelijke twijfel verstrikt zit, zie je overal, waarheen je je ook wendt, iets dat je geweten bezwaart.