Zie je dat al onze daden onderworpen zijn aan de vloek van de wet als ze onderzocht worden volgens de norm van de wet? Hoe zouden de ongelukkige zielen dan opgewekt kunnen beginnen aan een daad waarvoor ze alleen maar een vervloeking kunnen verwachten? Echter, als ze van deze strenge eis van de wet – of beter: van heel de onbuigzaamheid van de wet – bevrijd zijn en horen dat God hen roept met een vaderlijke zachtmoedigheid, dan zullen ze Hem blij en enthousiast antwoorden op zijn roep en Hem volgen als Hij hen leidt.

Kortom, degenen die gebonden zijn aan het juk van de wet, zijn net slaven die elke dag weer werk opgedragen krijgen door hun heer. Want zij vinden dat ze nog niets gedaan hebben en ze durven hun heer niet onder ogen komen als ze de taak die hen is opgelegd niet volledig uitgevoerd hebben. Maar kinderen worden milder en vrijer behandeld door hun vader. En zij aarzelen niet hun werk aan te bieden, ook al zijn ze nog maar net begonnen en is het werk nog maar half af en laat het zelfs gebreken zien. Want ze vertrouwen erop dat hun vader blij is met hun gehoorzaamheid en bereidwilligheid, zelfs al hebben ze hun werk minder precies gedaan dan ze wilden. Zulke kinderen moeten wij ook zijn. Ook wij moeten er vast op vertrouwen dat onze heel welwillende Vader blij is met onze gehoorzaamheid, hoe klein, gebrekkig en onvolmaakt die ook is.
Dat verzekert Hij ons ook via de profeet. Hij zegt: ‘Ik zal hen ontzien zoals een vader zijn zoon ontziet als die hem dient.’ Maleachi 3:17 Het staat vast dat met ontzien daar toegeeflijk behandelen bedoeld wordt of vriendelijk de fouten door de vingers zien. Want ook daar gaat het over dienen.
En dit vertrouwen hebben wij heel hard nodig. Want zonder dat vertrouwen zijn al onze pogingen tevergeefs. Want in Gods ogen dienen wij Hem met niets van wat wij doen als we het niet echt tot zijn eer doen. Maar hoe zouden we dat kunnen in alle verschrikking, omdat we er niet zeker van zijn of onze daden God ergeren of eren?