Het tweede onderdeel van christelijke vrijheid is gebaseerd op het eerste. Het houdt in dat gelovigen in hun geweten de wet niet gehoorzamen omdat ze daartoe gedwongen worden doordat het niet anders kan. Nee, ze zijn vrij van het juk van de wet zelf en gehoorzamen Gods wil uit eigen beweging. Want zolang ze onder het gezag van de wet staan, zullen ze nooit opgewekt en graag God kunnen gehoorzamen. Eerst moeten ze deze vrijheid krijgen.

Door een voorbeeld kunnen we sneller en duidelijker begrijpen wat hiermee bedoeld wordt. Het is het gebod van de wet dat we onze God moeten liefhebben met heel ons hart, met heel onze ziel en met al onze krachten. Deuteronomium 6:5 Voordat dat kan gebeuren, moet de ziel eerst ontdaan worden van elke andere neiging of gedachte. Het hart moet gezuiverd worden van alle verlangens en onze krachten moeten verzameld en samengebald worden voor dit ene doel. Zelfs wie veel verder dan anderen vooruitgekomen zijn op de weg van de Heer, zijn nog heel ver verwijderd van deze eindstreep. Ze hebben God wel oprecht lief met een diepe genegenheid. Maar toch wordt een groot deel van hun hart en hun ziel in beslag genomen door begeerten van het vlees. Die trekken hen terug en houden hen tegen zodat ze niet snel naar God kunnen doorrennen. Ze doen daar wel hun uiterste best voor, maar het vlees verzwakt hun krachten voor een deel en eist die voor een ander deel op voor zichzelf.
Wat moeten ze dan doen? Ze voelen immers dat ze de wet absoluut niet kunnen volbrengen! Ze willen het, ze proberen het, ze doen er hun best voor. Maar niets van wat ze doen, is zo volmaakt als het hoort te zijn. Als ze naar de wet kijken, merken ze dat alles wat ze proberen of bedenken vervloekt is. En we moeten onszelf niet voor de gek houden met het feit dat een daad niet helemaal slecht is, ook al is die onvolmaakt. We moeten daaruit niet concluderen dat God daarom toch blij is met het goede dat erin zit. Want de wet eist een volmaakte liefde. Daarom veroordeelt de wet alle onvolmaaktheid, tenzij die strengheid verzacht wordt. Kijk maar eens naar een daad die je voor een deel als goed wilt beschouwen. Dan zul je merken dat het een overtreding van de wet is, juist omdat het onvolmaakt is.