Lastiger zijn de woorden van Paulus als hij de Thessalonicenzen troost in hun verdrukkingen. Hij leert dan dat die verdrukkingen naar hen gezonden worden, zodat ze Gods koninkrijk waard gekeurd zullen worden. Want voor dat koninkrijk lijden ze. Hij zegt: ‘Het is rechtvaardig als God degenen die jullie verdrukken, beloont met verdrukking en jullie met rust, samen met ons, als de Heer Jezus vanuit de hemel geopenbaard zal worden.’ 2 Thessalonicenzen 1:5-7 En de schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt: ‘God is niet onrechtvaardig. Hij zal jullie daden en de liefde die jullie in zijn naam hebben laten zien door de heiligen te bedienen, niet vergeten.’ Hebreeën 6:10
Op de eerste passage is mijn antwoord dat daar geen waarde door verdienste bedoeld wordt. Maar God de Vader wil dat wij, die Hij heeft uitgekozen als zijn kinderen, gelijk worden aan Christus, zijn eniggeboren Zoon. Hij moest eerst lijden en is pas daarna de glorie binnengegaan die voor Hem bestemd was. Lucas 24:26 Daarom moeten ook wij door veel verdrukkingen heen het koninkrijk van de hemel binnengaan. Handelingen 14:22 Dus als wij voor de naam van Christus lijden onder verdrukkingen, worden wij Gods koninkrijk waard gekeurd omdat we in ons lichaam de littekens dragen van onze Heer en meester. Dat zijn de kenmerken van Gods kinderen. Galaten 6:17
Hierop slaan ook deze uitspraken: in ons lichaam dragen wij de dood van Jezus Christus mee, zodat in ons zijn leven geopenbaard wordt. 2 Korinthiërs 4:10 En we gaan lijken op zijn lijden, om dezelfde opstanding uit de doden te bereiken als Hij. Filippenzen 3:10-11
De reden die de apostel Paulus eraan toevoegt, is niet bedoeld om te bewijzen dat onze daden waarde hebben, maar om onze hoop op Gods koninkrijk te versterken. Het is alsof de apostel zei: ‘Omdat het voor Gods rechtvaardig oordeel gepast is dat Hij jullie vijanden straft voor de kwellingen die ze jullie aangedaan hebben, daarom is het voor dat oordeel ook gepast dat Hij jullie verlichting en rust gunt van die kwellingen.’
De andere passage leert dat het voor Gods rechtvaardigheid gepast is om de gehoorzaamheid van de zijnen niet te vergeten. Deze woorden zeggen dus dat het haast onrechtvaardig zou zijn als Hij ze wel zou vergeten. De redenering is als volgt: om ons in onze laksheid aan te sporen, heeft God ons de zekerheid gegeven dat het werk dat wij tot eer van zijn naam verricht hebben, niet voor niets zal zijn.
We moeten altijd bedenken dat deze belofte ons, net als alle andere beloften, niets oplevert als het gratis verbond van barmhartigheid er niet aan voorafging. Daar rust heel de zekerheid van ons behoud op. En als we daarop vertrouwen, moeten we er ook gerust op zijn dat onze gehoorzaamheid dankzij Gods vrijgevigheid beloond zal worden, ook al is die gehoorzaamheid dat zelf niet waard. Om ons in die verwachting te versterken, verklaart de apostel dat God niet onrechtvaardig is en zich zal houden aan de belofte die Hij ooit gedaan heeft. Die rechtvaardigheid slaat dus meer op de betrouwbaarheid van Gods belofte, dan op het betalen van iets wat God ons verschuldigd is.
Augustinus bedoelt dit in een beroemde uitspraak van hem. En die heilige man heeft niet geaarzeld die uitspraak vaak te herhalen, omdat die het waard is om te onthouden. Hij zegt: ‘Trouw is de Heer, die zich tot onze schuldenaar gemaakt heeft. Hij krijgt niets van ons, maar belooft alles.’1
1Augustinus, Enarrationes in Psalmos, Psalm 32, 2; Psalm 109, 1; Psalm 83, 16.