3.18.6 – Door goede daden te verrichten, zend je je schatten vooruit naar de hemel

0
569

De volgende passages zijn qua betekenis sterk verwant aan de hierboven genoemde passages: ‘Maak jezelf vrienden door middel van de onrechtvaardige Mammon. Dan zullen zij je, als je sterft, ontvangen in de eeuwige tenten.’ Lucas 16:9 ‘Beveel de rijken in deze tegenwoordige wereld dat ze niet hoogmoedig mogen zijn en hun hoop niet mogen stellen op onzekere rijkdom, maar op de levende God. Ze moeten goeddoen, rijk zijn in goede daden en voor zichzelf een schat verzamelen als een goed fundament in de toekomst, om het eeuwige leven in handen te krijgen.’ 1 Timotheüs 6:17-19 Goede daden worden immers vergeleken met rijkdommen waar de gelovigen van kunnen genieten in het echte geluk van het eeuwige leven.

Mijn antwoord is dat we deze passages nooit echt kunnen begrijpen als we onze ogen niet richten op het doel waar de Geest zijn woorden op richt. Christus zegt dat ons hart is waar onze schat is. Mattheüs 6:21 Als dat waar is, moeten gelovigen ervoor zorgen dat ze datgene waar ze echt van willen genieten, vooruit zenden naar de plek waar ze een volmaakt leven zullen leiden. Want zo doen de kinderen van deze tijd altijd hun best om in handen te krijgen wat helpt om van het tegenwoordige leven te genieten. Maar gelovigen hebben geleerd dat dit leven al snel als een vluchtige droom voorbijgaat.

We moeten dus hetzelfde doen als mensen die van plan zijn te verhuizen naar een plek die ze hebben uitgekozen om daar de rest van hun leven te blijven wonen. Ze zenden hun bezittingen vooruit. Die willen ze graag een tijd missen. Want ze beschouwen zichzelf als extra gelukkig als ze extra veel spullen hebben op de plek waar ze lang zullen zijn. Als wij geloven dat de hemel ons vaderland is, moeten we onze rijkdommen juist daarheen zenden, in plaats van ze hier te houden. Want hier zouden ze voor ons verloren gaan als we plotseling moeten verhuizen.

Maar hoe moeten wij ze vooruit zenden? Nou, door ze uit te delen aan de armen en aan mensen die er behoefte aan hebben. Want alles wat we aan hen geven, beschouwt de Heer als gegeven aan Hem. Mattheüs 25:40 Vandaar die heerlijke belofte: ‘Wie geeft aan de arme, leent uit aan de HEER.’ Spreuken 19:17 En: ‘Wie royaal zaait, zal royaal oogsten.’ 2 Korinthiërs 9:6 Want wat we uit liefdeplicht opofferen aan onze broeders, geven we in bewaring in de hand van de Heer. Omdat Hij een betrouwbare bewaarder is, zal Hij het eens met een royale rente teruggeven. Dus God vindt het doen van onze plicht zo waardevol dat het in zijn hand net schatten zijn die voor ons zijn opgeborgen in zijn hand. Wie zou er dan voor terugschrikken om er zo over te spreken, als de Schrift dit zo vaak en openlijk verklaart?

Maar als iemand vanuit enkel Gods goedheid de overstap zou willen maken naar de waarde van onze daden, dan kunnen deze passages hem niet helpen om zijn dwaling te bevestigen. Want je hoort er niets anders uit te concluderen dan dat God ons in zijn barmhartigheid genegen is. Want de diensten die wij Hem bewijzen zijn nog geen blik van Hem waard. Maar om ons op te wekken goed te doen, laat Hij er toch niet één van verloren gaan.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in