Toch doet God geen loze beloften en speelt Hij geen spelletje met ons als Hij zegt dat Hij onze daden beloont met wat Hij ons al vóór die daden gratis gegeven heeft. Want Hij wil dat wij door goede daden getraind worden om, zeg maar, de beloning of het genot na te streven van wat Hij beloofd heeft. Hij wil dat we in die goede daden wandelen, om ijverig ons best te doen voor de hoop op het behoud dat in de hemel voor ons klaarligt. Daarom wordt ook aan onze daden terecht de vrucht van de beloften toegeschreven. Door middel van onze daden komt die vrucht voor ons tot rijpheid.

De apostel Paulus heeft die beide dingen heel mooi weergegeven toen hij zei dat de Kolossenzen ijverig liefdevolle daden verrichtten, omwille van de hoop die voor hen klaarlag in de hemel, waarover ze eerder gehoord hadden via het woord van het ware evangelie. Kolossenzen 1:4-5 Want als Paulus zegt dat ze uit het evangelie de hoop hebben leren kennen die voor hen in de hemel klaarlag, verklaart hij dat die hoop alleen gebaseerd is op Christus en op geen enkele daad van henzelf.
Dat klopt ook met wat Petrus zegt: de vromen worden in Gods kracht bewaard door geloof, voor het behoud dat op het juiste moment geopenbaard wordt. 1 Petrus 1:5 Als Paulus zegt dat ze zich daarom inspannen, geeft hij aan dat de gelovigen heel het parcours van hun leven moeten lopen om dat te pakken te krijgen.
En we moeten niet denken dat het loon dat de Heer ons belooft, wordt afgemeten aan de omvang van onze verdiensten. Daarom heeft de Heer ons een gelijkenis gepresenteerd waarin Hij zichzelf voorstelt als een heer des huizes. Ieder die hij ontmoet wordt door die heer des huizes zijn wijngaard in gezonden om die te bebouwen. Sommigen in het eerste uur van de dag, anderen in het tweede uur, weer anderen in het derde uur. Sommigen zelfs in het laatste uur. Maar ’s avonds betaalt hij hun allemaal hetzelfde loon. Mattheüs 20:1-16
De uitleg daarvan is kort en waarheidsgetrouw samengevat door de oude schrijver, wie het ook is, wiens boek Over de roeping van de heidenen op naam staat van Ambrosius. Omdat hij een oude leraar van de kerk is, gebruik ik liever zijn woorden dan mijn eigen woorden. Hij zegt: ‘Door middel van de norm van deze vergelijking heeft de Heer de verscheidenheid laten zien van de veelvoudige roeping wat betreft dezelfde genade. Zij die in het laatste uur de wijngaard in gezonden worden en gelijkgesteld worden met degenen die de hele dag gewerkt hebben, vormen ongetwijfeld een verwijzing naar het lot van degenen die God, tot eer van zijn goedheid, aan het eind van de dag, aan het eind van hun leven beloond heeft met zijn goddelijke welwillendheid. Hun betaalt Hij niet het loon voor hun werk, maar Hij stort over hen de rijkdom van zijn goedheid uit. Hij heeft hen uitverkoren zonder hun daden, om ook degenen die zo gezwoegd hebben dat het zweet over hun gezicht liep en toch niet meer gekregen hebben dan de laatsten, te laten beseffen dat ze een genadegave gekregen hebben en geen arbeidsloon.’1
Ten slotte is het ook opmerkelijk dat in deze passages met het loon voor onze daden niet simpelweg bedoeld wordt dat we deel hebben aan God, tot aan de gelukkige onsterfelijkheid, als Hij ons met vaderlijke welwillendheid omhelst in Christus. Het slaat ook op het bezitten of het genieten van dat geluk zelf. Daarom luiden ook Christus’ eigen woorden: ‘En in de toekomstige tijd het eeuwige leven.’ Marcus 10:30 En ergens anders: ‘Kom, bezit het koninkrijk …!’ Mattheüs 25:34
Daarom noemt Paulus de adoptie als kinderen ook de openbaring van de adoptie die zal plaatsvinden bij de opstanding. En vervolgens legt hij uit dat het de verlossing is uit ons lichaam. Romeinen 8:18-23
Bovendien, vervreemd zijn van God is de eeuwige dood. Daarom wordt de mens overgebracht van de dood naar het leven als God hem in genade aanneemt om te genieten van het delen in Hem en met Hem één te worden. Dat gebeurt alleen door de zegen van de adoptie.
En als mijn tegenstanders koppig blijven vasthouden aan arbeidsloon, kunnen we het woord van Petrus weer tegen hen inbrengen, dat het eeuwige leven het loon is voor geloof. 1 Petrus 1:9
1Prosper van Aquitanië, De vocatione omnium gentium I, 5.