3.17.8 – De waarde van goede daden vóór en na de rechtvaardiging door geloof

0
551

Maar ik kom nu bij de tweede soort beloften. Daar ligt het grootste probleem. Paulus, zeggen de sofisten, heeft geen sterker argument om de rechtvaardigheid door geloof te bewijzen dan wat er over Abraham geschreven staat: dat zijn geloof hem als rechtvaardigheid werd toegerekend. Romeinen 4:3; Galaten 3:6 Maar er wordt ook gezegd dat een daad die Pinehas verricht heeft hem als rechtvaardigheid wordt toegerekend. Dus kunnen we over de daden hetzelfde zeggen als wat Paulus beweert over geloof. Daarom stellen mijn tegenstanders vast, alsof ze hun zaak gewonnen hebben, dat we weliswaar niet zonder geloof gerechtvaardigd worden, maar dat we ook niet alleen door geloof gerechtvaardigd worden. Onze daden maken onze rechtvaardigheid compleet.

Ik roep hier alle vromen op als getuigen. Als ze weten dat de echte norm voor rechtvaardigheid alleen uit de Schrift gehaald mag worden, moeten ze maar eens samen met mij vroom en serieus nagaan hoe de Schrift prima met zichzelf in overeenstemming gebracht kan worden. Daar zijn geen spitsvondigheden voor nodig.

Paulus wist dat rechtvaardigheid door geloof een toevlucht is voor wie zelf geen rechtvaardigheid hebben. Daarom concludeert hij ronduit dat ieder die gerechtvaardigd wordt door geloof dus is uitgesloten van rechtvaardigheid door zijn daden. Romeinen 4:4-5 En het staat vast dat dat slaat op alle gelovigen. Daarom concludeert hij met evenveel vertrouwen dat niemand door zijn daden gerechtvaardigd wordt. Romeinen 3:20 Sterker nog, er bestaat geen enkele rechtvaardiging waar onze daden iets aan bijdragen.

Maar uitleggen welke waarde onze daden op zichzelf hebben, is nog iets anders dan uitleggen welke positie we ze moeten toekennen nadat de rechtvaardigheid door geloof bevestigd is.

Als ik een prijs moet vaststellen voor onze daden op basis van hun waarde, zeg ik dat ze het niet waard zijn om God onder ogen te komen. Daarom heeft een mens geen daden waarop hij zich voor God kan laten voorstaan. Zijn daden bieden hem dus geen enkele hulp. Hij wordt alleen gerechtvaardigd door geloof. Van die rechtvaardigheid geef ik dus deze definitie: een zondaar die is aangenomen om te delen in Christus, wordt door Christus’ genade met God verzoend, doordat hij door Christus’ bloed gereinigd wordt en vergeving van zonden krijgt. Gekleed in Christus’ rechtvaardigheid, alsof het zijn eigen rechtvaardigheid is, verschijnt hij onbekommerd voor de hemelse rechterstoel.

Maar als er vergeving van zonden voorafgegaan is, hebben de goede daden die daarna komen een andere waarde dan ze op basis van hun eigen verdienste zouden hebben. Want hun onvolmaaktheid wordt dan bedekt door Christus’ volmaaktheid. Alle vlekken en alle vuil wordt door zijn reinheid afgewist, zodat ze niet meer in Gods oordeel onderzocht worden. Dan is de schuld uitgewist van alle overtredingen die de mensen verhinderen iets voort te brengen waar God blij mee is. Bovendien is dan het gebrek begraven van de onvolmaaktheid die zelfs onze goede daden nog altijd bezoedelen. En dán worden de goede daden die de gelovigen verrichten als rechtvaardig beschouwd. Oftewel – dat is hetzelfde – ze worden als rechtvaardigheid toegerekend.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in