Wat dan? Zijn de beloften van de wet gegeven om te verdwijnen zonder vrucht voort te brengen? Ik heb eerder al verklaard dat dat niet is wat ik bedoel. Wel zeg ik dat hun effect ons niet bereikt zolang ze alleen slaan op wat wij met onze daden verdienen. En dus zijn ze, op zichzelf bekeken, tot op zekere hoogte ongedaan gemaakt.
Dat geldt bijvoorbeeld voor deze heerlijke belofte: ‘Ik heb jullie goede voorschriften gegeven Ezechiël 20:21 en wie ze opvolgt, zal daardoor leven.’ Leviticus 18:5 De apostel Paulus leert dat die belofte waardeloos is als we daarbij blijven staan. Romeinen 10:15; Galaten 3:12 Dan hebben we er even weinig aan als wanneer die belofte niet gegeven was. Want zelfs de meest heilige dienaren van God hebben er geen recht op, omdat ze allemaal ver verwijderd blijven van het vervullen van de wet en omringt worden door vele overtredingen.
Maar als de beloften van het evangelie eraan toegevoegd worden, die gratis vergeving aankondigen van onze zonden, dan is het effect van de beloften van de wet dat wij niet alleen zelf voor God acceptabel zijn, maar dat Hij ook onze daden gunstig gezind is. En dat niet alleen, maar dan overlaadt Hij ze ook met de zegeningen die volgens het verbond moesten volgen als je je aan de wet hield.
Ik erken dus dat de daden van de gelovigen beloond worden zoals de Heer in zijn wet beloofd heeft aan degenen die hun best doen rechtvaardig en heilig te leven. Maar bij deze beloningen moeten we altijd letten op de oorzaak waarom God hun daden gunstig gezind is. En dan zien we dat er drie oorzaken zijn.
De eerste oorzaak is dat God zijn blik heeft afgekeerd van de daden van zijn dienaren, die continu meer afkeuring dan goedkeuring verdienen. Maar God omhelst hen in Christus en verzoent zich met hen, alleen doordat er geloof tussenbeide komt en zonder dat hun daden daar iets toe bijdragen.
De tweede oorzaak is dat God hun daden niet op hun waarde schat, maar ze uit vaderlijke vriendelijkheid en welwillendheid hoger aanslaat dan ze waard zijn.
De derde oorzaak is dat Hij ze gunstig gezind is en aanneemt, zonder hun hun onvolmaaktheid aan te rekenen. Want door hun onvolmaaktheid zouden ze allemaal onrein zijn en eerder als zonden beschouwd moeten worden dan als goede daden.
Hieruit blijkt hoe erg de sofisten van de Sorbonne-universiteit zich vergist hebben. Zij dachten dat ze netjes alle absurditeiten omzeild hebben als ze zeggen dat zondige daden niet in staat zijn om het behoud te verdienen omdat ze van zichzelf goed zijn, maar omdat God zo vrijgevig is om ze op grond van zijn verbond te beschouwen als van grote waarde. Maar ondertussen beseffen de sofisten niet hoever onze volgens hen verdienstelijke daden verwijderd zijn van het voldoen aan de voorwaarden van de beloften. Eerst moet de rechtvaardiging eraan voorafgaan, alleen op grond van geloof, en de vergeving van zonden. Dat is volgens mij nodig om de goede daden te reinigen van hun vlekken. Van de drie oorzaken van Gods vrijgevigheid waardoor de daden van de gelovigen voor Hem acceptabel zijn, hebben de sofisten er dus maar één genoemd. De andere twee, en dan ook nog de belangrijkste twee, verzwijgen ze.