3.17.12 – Jacobus gebruikt het woord ‘rechtvaardigen’ anders dan Paulus

0
402

Ik heb nog niet besproken wat de bedoeling van de apostel was, als ik niet ook de tweede verkeerde conclusie tegenspreek. Ze zeggen immers dat Jacobus een deel van de rechtvaardiging in onze daden plaatst. Als je Jacobus in overeenstemming wilt laten zijn met de rest van de Schrift en met zichzelf, moet je het woord ‘rechtvaardigen’ wel in een andere betekenis nemen dan bij Paulus. Want Paulus zegt dat we gerechtvaardigd worden als de herinnering aan onze eigen rechtvaardigheid uitgewist is en we als rechtvaardig beschouwd worden.

Als Jacobus hetzelfde bedoeld had, zou hij verkeerd deze uitspraak van Mozes geciteerd hebben: ‘Abraham geloofde God …’ Genesis 15:6 Want hij legt het volgende verband: Abraham heeft rechtvaardigheid gekregen door zijn daden. Want hij aarzelde niet om op Gods bevel zijn zoon te offeren. En zo is de Schrift vervuld, die zegt dat Abraham God geloofd heeft en dat hem dat als rechtvaardigheid is toegerekend. Het zou absurd zijn als het effect van iets voorafgaat aan de oorzaak. Dus óf Mozes verklaart daar onterecht dat Abrahams geloof hem als rechtvaardigheid is toegerekend, óf Abraham heeft die rechtvaardigheid niet verdiend met zijn gehoorzaamheid toen hij Izak wilde offeren. Toen Izak geboren werd, was Ismaël al volwassen. Toen Ismaël nog niet verwekt was, toen is Abraham gerechtvaardigd door zijn geloof. Dus hoe kunnen we dan zeggen dat hij rechtvaardigheid verdiend heeft door zijn gehoorzaamheid, die pas lange tijd daarna kwam? Dus óf Jacobus heeft de volgorde onterecht omgekeerd – maar dat mogen we niet denken – óf hij heeft niet willen zeggen dat Abraham gerechtvaardigd is omdat hij verdiend had dat hij als rechtvaardig beschouwd werd.

Wat dan? Het blijkt duidelijk dat Jacobus het erover heeft hoe we weten dat Abraham als rechtvaardig beschouwd werd en niet over waarom Abraham als rechtvaardig beschouwd werd. Het is alsof hij zei: als je door echt geloof rechtvaardig bent, bewijs je dat je rechtvaardig bent door gehoorzaamheid en goede daden. Niet door een leeg, ingebeeld schijngeloof. Kortom, Jacobus legt niet uit op welke manier we gerechtvaardigd worden. Maar hij eist van gelovigen een actieve rechtvaardigheid. Net zoals Paulus beweert dat we gerechtvaardigd worden zonder dat onze daden daar iets aan bijdragen, zo wil Jacobus hier niet dat we mensen zonder goede daden als rechtvaardig beschouwen.

Als we met deze bedoeling rekening houden, is elk probleem opgelost. Want mijn tegenstanders vergissen zich vooral hierin: ze denken dat Jacobus beschrijft op welke manier we gerechtvaardigd worden. Maar hij heeft geen andere bedoeling dan een eind maken aan de verkeerde zorgeloosheid van degenen die tevergeefs doen alsof ze geloven, als excuus voor het minachten van goede daden. Dus, hoe mijn tegenstanders de woorden van Jacobus ook verdraaien, ze kunnen er slechts twee conclusies uit trekken: een loos schijngeloof rechtvaardigt niet en een gelovige is niet tevreden met zulke schijn, maar bewijst zijn rechtvaardigheid door zijn daden.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in