Ook dit is heel onjuist: dat het hart van de mensen ervan afgebracht wordt om graag goed te doen als ik hun de waan ontneem dat ze er iets mee verdienen.

In het voorbijgaan moet ik de lezers er hier op wijzen dat dit een dwaze redenering van hen is: er is een beloning, dus is er ook verdienste. Ik zal dat later uitleggen. Ze kennen niet het principe dat God, als Hij een beloning toekent aan onze daden, niet minder royaal is dan wanneer Hij ons het vermogen schenkt om goed te doen. Maar dit stel ik liever uit tot ik eraan toe ben. Nu is het genoeg om te laten zien hoe zwak hun kritiek is. Ik zal dat op twee manieren doen.
In de eerste plaats dwalen ze volledig als ze beweren dat we er helemaal niet voor hoeven te zorgen dat we ons leven goed inrichten als ons geen beloning in het vooruitzicht gesteld wordt. Want als het er alleen maar om zou gaan dat mensen God dienen met het oog op een beloning en hun arbeid aan Hem verhuren of verkopen, dan levert ons dat maar weinig op. Hij wil dat wij Hem gratis dienen en gratis liefhebben. Hij prijst juist een dienaar, zeg ik, die niet ophoudt Hem te dienen, ook al is alle hoop op een beloning hem ontnomen.
In de tweede plaats, als mensen aangespoord moeten worden, kan niemand scherpere prikkels gebruiken dan de prikkels die voortkomen uit het einddoel van onze verlossing en roeping. Het Woord van de Heer gebruikt zulke prikkels als het leert dat je heel goddeloos en ondankbaar bent als je van jouw kant niet Hem liefhebt die ons eerst heeft liefgehad. 1 Johannes 4:10; 4:19 Het bloed van Christus reinigt ons geweten van dode daden om de levende God te dienen. Hebreeën 9:14 Het is een onwaardige heiligschennis als we, eenmaal gereinigd, ons opnieuw met vuilheid besmeuren en zo dat heilige bloed ontheiligen. Hebreeën 10:29 We zijn verlost uit de hand van onze vijanden om Hem te dienen zonder vrees, in heiligheid en rechtvaardigheid, alle dagen van ons leven voor zijn ogen. Lucas 1:74-75 We zijn bevrijd van zonde om met een vrije geest rechtvaardigheid te dienen. Romeinen 6:18 Onze oude mens is gekruisigd, zodat wij zouden opstaan in een nieuw leven. Romeinen 6:4-6
Ook leert Gods Woord dat wij, als we met Christus gestorven zijn – dat hoort zo als we zijn ledematen zijn – de dingen moeten zoeken die boven zijn. In de wereld moeten we vreemdelingen zijn. We moeten ons hart opheffen naar de hemel. Daar is onze schat. Kolossenzen 3:1-3; Mattheüs 6:20 Want hierin blijkt de genade van de Heer: dat we afzien van alle goddeloosheid en wereldse begeerten, maar nuchter, heilig en vroom leven in deze tijd, vol verwachting van de gelukkige hoop en de verschijning van de glorie van onze grote God en redder. Titus 2:11-13 Daarom zijn we niet bestemd om woede over ons af te roepen, maar om door Christus de redding te krijgen. 1 Thessalonicenzen 5:9 We zijn tempels van de Heilige Geest en het is niet toegestaan om die te ontheiligen. 1 Korinthiërs 3:16-17; 2 Korinthiërs 6:16; Efeziërs 2:21 In de Heer zijn we geen duisternis, maar licht en daarom horen we te leven als kinderen van het licht. We zijn niet geroepen tot onreinheid, maar tot heiligheid, want dat is Gods wil: onze heiliging. Daarom moeten we ons onthouden van verboden begeerten. Efeziërs 5:8-9; 1 Thessalonicenzen 5:3-7 Onze roeping is heilig. 2 Timotheüs 1:9 We kunnen er alleen aan beantwoorden met een rein leven. We zijn van zonde verlost om te gehoorzamen aan rechtvaardigheid. Romeinen 6:17-18
Zouden we nog enthousiaster tot liefde aangespoord kunnen worden dan door het argument van Johannes? Wij moeten elkaar liefhebben zoals God ons heeft liefgehad. 1 Johannes 4:10-11 En dat dit het verschil is tussen de kinderen van God en de kinderen van de duivel en tussen de kinderen van het licht en de kinderen van de duisternis? Ze wonen in liefde. 1 Johannes 3:10; 2:10-11 En ook door dit argument van Paulus? Als we ons aan Christus vastklampen, zijn we leden van één lichaam, die onderling elkaar horen te helpen door elkaar te dienen. 1 Korinthiërs 6:15-17; 12:12
Of zouden we wel met meer klem gewaarschuwd kunnen worden dat we heilig moeten leven, dan wanneer we opnieuw van Johannes horen dat iedereen die deze hoop heeft, zichzelf heiligt omdat zijn God heilig is? 1 Johannes 3:3 En ook als we uit de mond van Paulus horen dat we, als we vertrouwen op de belofte dat we geadopteerd zijn, ons moeten reinigen van elke besmetting van het vlees en de geest? 2 Korinthiërs 7:1 Met meer klem dan wanneer we horen dat Christus zich als voorbeeld gesteld heeft voor ons, zodat wij zijn voetstappen zouden volgen? 1 Petrus 2:21