3.15.3 – Dat God onze goede daden beloont, is enkel genade

0
500

Wat we met al onze daden verdienen, laat de Schrift zien als ze zegt dat onze daden Gods blik niet kunnen verdragen. Want ze zijn vol onreinheid. Verder, wat iemand verdient door zich volmaakt aan de wet te houden – als er al zo iemand te vinden zou zijn – laat de Schrift zien als ze beveelt dat we onszelf moeten beschouwen als nutteloze slaven, ook al hebben we alles gedaan wat ons is opgedragen. Lucas 17:10 Want dan hebben we de Heer niets betaald dat we Hem niet al schuldig waren. We hebben dan niets anders gedaan dan onze plicht en daarvoor hoeven we niet bedankt te worden.

Toch noemt de Heer de goede daden die Hij ons gegeven heeft, ook ónze daden. En Hij verklaart niet alleen dat Hij ze aangenaam vindt, maar ook dat Hij ze zal belonen. Van onze kant is het onze plicht ons door zo’n grote belofte te laten bemoedigen en moed te scheppen. Dan worden we het niet moe om goed te doen Galaten 6:9; 2 Thessalonicenzen 3:13 en zijn we God echt dankbaar om zijn o zo grote welwillendheid. Er is geen twijfel aan dat alles wat er in onze daden prijzenswaard is, Gods genade is. Er is geen druppel die we aan onszelf kunnen toeschrijven. Als we dit inderdaad serieus erkennen, dan verdwijnt niet alleen elk vertrouwen op eigen verdiensten, maar ook elk waanidee van zulke verdiensten.

Ik zeg dat ik de lof voor goede daden niet – zoals de sofisten doen – verdeel tussen God en de mens. Nee, ik bewaar die volledig, ongeschonden en gaaf voor de Heer. Ik wijs alleen dit aan de mens toe: wat goed was, besmet en besmeurt hij juist met zijn onreinheid. Want uit een mens, hoe volmaakt hij ook is, komt niets voort dat niet met een of andere vlek besmet is. Laat de Heer het beste dat er in menselijke daden zit voor zijn rechtbank dagen. Hij zal daarin dan wel zijn eigen rechtvaardigheid herkennen, maar ook de schande en slechtheid van de mens.

De Heer is dus wel blij met onze goede daden en ze zijn ook niet zonder nut voor degenen die ze doen. Sterker nog, ze worden juist bij wijze van terugbetaling beloond met heel grote zegeningen van God. Niet omdat ze dat verdienen, maar omdat God in zijn welwillendheid zelf deze prijs ervoor heeft vastgesteld. Wat is dat dan voor gierigheid dat mensen niet tevreden zijn met Gods vrijgevigheid, dat Hij onze daden beloont, die dat helemaal niet verdienen, maar zelf volledig een geschenk van Gods vrijgevigheid zijn?

Hier beroep ik me op ieders gezond verstand. Stel dat iemand dankzij de vrijgevigheid van iemand anders het vruchtgebruik van een akker heeft. Als hij dan ook aanspraak maakt op de titel van eigenaar, zou hij het dan met zo’n ondankbaarheid niet verdienen om zijn bezit kwijt te raken? En stel dat een slaaf door zijn heer is vrijgelaten. Als hij de lage rang van vrijgelatene negeert en doet alsof hij een vrijgeboren man is, zou hij het dan niet verdienen om teruggebracht te worden in zijn voormalige situatie van slavernij? Want we genieten pas op de juiste manier van een geschenk als we ons niet méér aanmatigen dan ons gegeven is en ook niet de gever van het goede beroven van zijn lof. We moeten ons juist zo gedragen dat wat hij aan ons heeft toevertrouwd, in zekere zin bij hem lijkt te blijven. Als we deze zelfbeheersing moeten laten zien tegenover mensen, kan ieder voor zichzelf zien en bedenken wat voor zelfbeheersing je God schuldig bent.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in