En het is onterecht dat mijn tegenstanders zich in deze kwestie beroepen op de woorden van Paulus waarmee hij zich erop laat voorstaan dat hij bij de Korinthiërs uit eigen beweging afstand heeft gedaan van zijn recht. Als hij gewild had, had hij van dat recht gebruik kunnen maken, maar dat heeft hij niet gedaan. En hij heeft zich niet alleen aan hen gewijd voor zover hij dat verplicht was, maar is hen ook van dienst geweest in dingen die verder gingen dan zijn plicht. 1 Korinthiërs 9:1-12

Mijn tegenstanders hadden er echter op moeten letten welke reden Paulus daar noemt: hij heeft dit gedaan om de zwakken geen aanstoot te geven. Want er waren slechte en valse leraren die zich steeds probeerden aan te prijzen onder het mom van welwillendheid. Zo probeerden ze met hun schadelijke leer in de gunst te komen en het evangelie in een kwaad daglicht te stellen. Daarom stond Paulus voor de keus: óf de leer van Christus in gevaar brengen, óf zulke listen tegengaan. Welnu dan, als het voor een christen er niet toe doet of hij het geven van aanstoot voorkomt of niet, terwijl hij het kan voorkomen – dan geef ik toe de apostel meer gedaan heeft voor God dan hij verplicht was. Maar als dit juist terecht geëist werd van hem als verstandige uitdeler van het evangelie – dan deed hij volgens mij wat hij moest doen.
Ten slotte, ook al is er niet zo’n reden te geven, dan geldt toch altijd nog de uitspraak van Chrysostomos: met alles wat we hebben, zit het net zo als met het bezit van slaven. Volgens het recht is dat het eigendom van hun heer. En in de gelijkenis laat Christus dat ook niet buiten beschouwing. Want hij vraagt waarom we onze slaaf zouden bedanken als hij na een hele dag hard werken ’s avond bij ons terugkomt. Lucas 17:7-9 Nu is het mogelijk dat hij zich met meer ijver aan zijn werk gewijd heeft dan wij van hem zouden durven eisen. Dat kan. Maar toch heeft hij niets gedaan wat hij in zijn situatie van slavernij niet verplicht was. Want hij is met alles wat hij in huis heeft ons eigendom.
Ik heb het er maar niet over wat voor daden dat zijn die mijn tegenstanders aan God willen aanbieden als meer dan wat ze moeten doen. Want het zijn onzinnige dingen die God nooit bevolen heeft en die Hij niet goedkeurt. Hij zal ze ook niet accepteren als we tegenover Hem verantwoording af moeten leggen.
Er is maar één betekenis waarin ik zal toegeven dat er daden zijn die verder gaan dan wat we moeten doen: de daden waarvan bij de profeet Jesaja gezegd wordt: ‘Wie heeft dit van jullie geëist?’ Jesaja 1:12 Maar mijn tegenstanders moeten maar eens bedenken wat er ergens anders ook van zulke daden gezegd wordt: ‘Waarom tellen jullie je geld uit, maar niet voor brood? Waarom werken jullie zo hard, maar niet om verzadigd te worden?’ Jesaja 55:2 Natuurlijk is het voor zulke rabbijnen geen zwaar werk om in de rust van hun scholen over deze dingen verhandelingen te houden vanaf hun katheders. Maar als straks de hoogste rechter op zijn rechterstoel zit, zullen dit soort zinloze redeneringen hun niets baten. Er zal niets van overblijven. Dit zou men moeten onderzoeken: met wat voor vertrouwen we ons voor zijn rechterstoel kunnen verdedigen. Niet wat we in de schuilhoeken van onze scholen kunnen kletsen.